Enschede herdenkt vuurwerkramp

Denendo

Registered User
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Dit bericht is op 27-07-2000 gepubliceerd in het NRC Handelsblad...
Kwam het bij toeval tegen..

Nitrocellulose gevonden na ramp

Door onze redacteuren HARM VAN DEN BERG en KAREL KNIP

ROTTERDAM, 27 JULI. De ongekend zware ontploffingen in de vuurwerkopslagplaats in Enschede zijn mogelijk niet alleen veroorzaakt door gewoon vuurwerk. Daarvoor bestaan duidelijke aanwijzingen.

In de resten van de ontplofte Enschedese vuurwerkopslag S.E. Fireworks zijn belangrijke hoeveelheden nitrocellulose aangetroffen. Dat beweren bronnen die in contact staan met TNOonderzoekers die de vuurwerkramp analyseren. Nitrocellulose is een springstof die veel wordt gebruikt voor munitie.

Ook sportschutters die zelf hun geweerpatronen maken, gebruiken daar meestal nitrocellulose voor. TNO weigert op de suggestie te reageren.

Nitrocellulose is geen onbekende stof in de vuurwerkbranche. Speciale attracties zoals `ijsfonteinen'en `flame projectors' zijn op kleine hoeveelheden van die verbinding aangewezen. Het voordeel van nitrocellulose (cellulosenitraat, ook wel rookloos kruit of schietkatoen genoemd) is dat het weinig rook vormt en dus voor indoor-vuurwerk is te gebruiken. Het materiaal, dat qua uiterlijk kan variëren tussen los poeder of een vezelige massa, wordt wegens de extreme vuurgevaarlijkheid altijd onder vloeistof bewaard. Vóór het gebruik moet het worden gedroogd. Een bedrijf als SEF had ook een speciale droogkamer voor het drogen van lonten en andere hulpmiddelen die uit nitrocellulose bestaan.

Hoewel geen officiële bevestiging is te krijgen, noemen diverse pyrotechnici de aanwezigheid van een grote hoeveelheid nitrocellulose bij SEF niet onaannemelijk. De belangstelling voor de zogenoemde `special effects', die worden vertoond bij het optreden van popgroepen en dergelijke, neemt hand over hand toe. Eigenaar R. Bakker heeft verklaard dat ,,een bedrijfsvreemde stof'' de oorzaak zou zijn geweest.

China, de vaste leverancier van het klassieke buitenvuurwerk, heeft geen ervaring met de productie van indoor-vuurwerk. Vuurwerkers zijn daardoor aangewezen op Westerse leveranciers die relatief hoge prijzen vragen. De verleiding om het vuurwerk zelf te fabriceren is groot.

IJsfonteinen kwamen even in beeld toen Nova begin juni aandacht vroeg voor het Deense bedrijf Pyro-Tec waarover de Nederlandse recherche inlichtingen inwon. Voor de camera verklaarde eigenares Lotte Poulsen dat haar ijsfonteinen voornamelijk uit - heel kleine hoeveelheden - nitrocellulose bestaan. Daar worden vaak titaan-korrels doorheengemengd. SEF was met twee andere Nederlandse bedrijven importeur van de Deense ijsfonteinen. Van belang is dat de Enschedese vuurwerkhandelaar Klaas Haarman kort na de ramp verklaarde dat SEF ook zelf zijn fonteinen maakte. Al eerder was op internet beweerd dat SEF grote hoeveelheden los kruit bezat.

Daar komt bij dat SEF alleen importeur voor Nederland was van het Amerikaanse bedrijf Luna Tech/Pyropak, die ook veel `special effects' levert. Pyropak hanteert daarbij, met het oog op de veiligheid, een opvallende formule: het verkoopt halffabrikaten. Afnemers moeten de pyrotechnische poedermengsels voor hun vuurwerk zelf uit afzonderlijke componenten samenstellen. In speciale `fact sheets' geeft Pyropak een gedetailleerde beschrijving van de chemische samenstelling van de poeders. De verleiding om de samenstellende poeders maar gewoon voor een fractie van de prijs bij de Nederlandse chemicaliën-groothandel te bestellen, wordt daardoor nog groter. Insiders gaan ervan uit dat het zelf samenstellen van `special effects' in Nederland geen zeldzaamheid is. Vast staat dat SEF geen vergunning had voor fabricage van vuurwerk.

Enkele technici verklaren dat de - onvolledige - verbranding van nitrocellulose een typische geur (`als die van zweetvoeten') oplevert en dat die geur door een aantal getuigen ook werkelijk is geroken. De analyse die het RIVM op de avond van de ramp maakte van de rook die uit de puinhopen opsteeg heeft, blijkens de tussenrapportage van 22 mei, geen heldere aanwijzingen opgeleverd voor de aard van de ontplofte stoffen. Interessant is dat er, naast hoge concentraties zink en calcium (vermoedelijk uit bouwmateriaal) ook hoge concentraties titaan in de rook zijn gemeten.

Of het explosieve nitrocellulose de Enschedese ramp alleen heeft ingeleid of ten slotte verantwoordelijk was voor de ongekend zware explosie, hangt af van hoeveelheden en verpakking. Uit getuigenverklaringen en op grond van een analyse van video-opnamen is duidelijk geworden dat zich op het SEF-terrein wel vier of vijf explosies hebben voorgedaan. Nadat al geruime tijd, mogelijk een kwartier, rook opsteeg van het terrein volgde omstreeks drie uur een explosie die een of twee boxen vernielde en veel brandend materiaal over het terrein zelf én over de wijde omgeving verspreidde. De brandweer constateerde twee ontplofte bunkers en een derde die op springen stond. Ook moesten gasflessen worden gekoeld. Die gasflessen stonden hoogst waarschijnlijk in de ompakruimte waar het vuur lijkt te zijn begonnen, ze zijn er in het verleden door diverse getuigen gezien. Het gas stond in dienst van het laswerk aan bepaalde vuurwerk-constructies. Maar SEF had geen vergunning voor het verrichten van laswerk in de ompakruimte.

Kort voor half vier, (zoals valt af te leiden uit de richting van de schaduw op diverse foto`s) gaat opeens zoveel vuurwerk de lucht in dat de brandweer zich tijdelijk terugtrekt. Na een paar minuten gaat zij weer het terrein op en lijkt het vuur onder controle te krijgen. Dan volgen tussen 15.33 en 15.35 uur drie explosies (met tussenpozen van 45 en 65 seconden) in opklimmende kracht. De eerste, de zwakste, die niet seismografisch is waargenomen, doet zich voor in de centrale betonnen loods. Hij wekt een explosie op in een aantal zeecontainers en lijkt dan weer terug te slaan op het laatste deel van de centrale loods. Daar wordt een diepe krater geslagen.

Uit het per cd-rom beschikbaar gestelde origineel van de luchtfoto die de Topografische Dienst op 13 mei maakte valt overigens af te leiden dat SEF 16 zeecontainers op het terrein had staan. Er was maar vergunning voor 14 containers.
 

koen0s

Registered User
Slachtoffers nog steeds geen uitkering SE Fireworks

ENSCHEDE - Zes jaar na de vuurwerkramp in Enschede wachten circa zeshonderd gedupeerden nog op verzekeringsgeld van de voormalige vuurwerkfabriek S.E.Fireworks. Er is 1,2 miljoen euro te verdelen, maar niemand heeft nog een cent gezien.

De zaak wordt onder meer opgehouden door circa tweehonderd gedupeerden die nog niet zijn ingegaan op het voorstel van de verzekeringsmaatschappij, meldt advocaat D. Kalma die een aantal cliënten vertegenwoordigt. Deze mensen vinden het voorstel niet goed genoeg. Alle zeshonderd moeten unaniem oordelen over het voorstel wil het doorgaan.
De zeshonderd slachtoffers hebben in totaal voor 12 miljoen euro geclaimd. S.E. Fireworks was indertijd slechts verzekerd voor een bedrag van 2,5 miljoen euro. De geleden schade als gevolg van de ontplofte vuurwerkfabriek is echter veel groter dan het verzekerde bedrag.
De fabriek van S.E. Fireworks ontplofte in mei 2000, waarbij 23 doden en meer dan duizend gewonden vielen.

(Bron: www.tctubantia.nl)
 

zink901

Registered User
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Schadevergoeding voor slachtoffers vuurwerkramp

DEN HAAG - Ruim tweehonderd mensen die slachtoffer waren van de vuurwerkramp in Enschede in mei 2000 hebben recht op schadevergoeding. De rechtbank in Den Haag heeft woensdag geoordeeld dat vuurwerkopslagbedrijf S.E. Fireworks en de drie vennoten aansprakelijk zijn.

De gemeente Enschede en de Staat hoeven geen schadevergoeding uit te keren.


In totaal hadden 295 mensen zich gevoegd in de civiele procedure. De rechtbank oordeelde echter dat van tachtig mensen niet is komen vast te staan dat zij zijn gedupeerd door de vuurwerkramp op 13 mei 2000.

Procedure

Raadsman D. Kalma is tevreden dat S.E. Fireworks en de directie aansprakelijk zijn gesteld. "Er is nu duidelijk sprake van erkenning." Kalma is een van de advocaten die namens de Werkgroep Letselschade Advocaten (LSA) Enschede de procedure heeft gevoerd.

Wel noemt hij het een absolute teleurstelling dat de rechtbank de staat en met name de gemeente Enschede buiten schot heeft gelaten. "De gemeente heeft op het gebied van toezicht en handhaving van de regels bij S.E. Fireworks zodanig gefaald dat we een andere opstelling van de rechtbank hadden verwacht."

Letsel

Het is nog niet bekend hoeveel geld de slachtoffers krijgen. Die bedragen moeten in een andere procedure door de rechter worden vastgesteld. Volgens Kalma varieert het van duizenden tot tienduizenden euro's, afhankelijk van de aard van het letsel. "Zo zijn er mensen met blijvend letsel en mensen die blijvend arbeidsongeschikt zijn geraakt."

Door de vuurwerkramp kwamen 23 mensen om het leven en werd een complete woonwijk verwoest.

Aldus nu.nl
 

NLsandman

Registered User
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Niet normaal deze uitspraak.
De gemeente en staat zijn grof nalatig geweest in de controle en handhaving van de regels maar die blijven buiten schot terwijl die net zo verantwoordelijk zijn als de eigenaren van de bv se fireworks.

Nu moeten dus de heer pater en zijn vrouw die samen eigenaar zijn van de bv se fireworks voor alle schade claims op draaien die in de miljoenen lopen.
Dit is dus voor die mensen niet op te brengen cq se fireworks wordt failliet verklaard en dan kan iedereen die een claim heeft ingedient naar zijn geld fluiten.

De heer bakker blijft buiten schot want die had zijn deel van se fireworks in een andere bv gestopt namelijk de bv moonlight en die is niet verantwoordelijk gehouden voor de ramp, krommer kan haast niet.
 

Vinnie

FPM Kalender Beheer
Medewerker
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Geplaatst op donderdag 11 januari 2007

'Rapport Tolteam kan openbaar'
ANP

ALMELO - De overheid heeft op onjuiste gronden besloten het vertrouwelijke rijksrechercherapport over het zogenoemde Tolteam niet openbaar te maken. Dat heeft de rechter in Almelo gisteren geconcludeerd in een procedure die twee ex-politiemensen van het dit politieteam dat de vuurwerk-ramp in Enschede in 2000 heeft onderzocht, hadden aangespannen.
De rechter raadt het ministerie van Justitie aan het rapport alsnog openbaar te maken. Het ministerie bestudeert de uitspraak, liet een woordvoerder weten. De minister heeft zes weken de tijd om beroep aan te tekenen bij de Raad van State.

De rijksrecherche stelde in 2004 een onderzoek in omdat er sprake zou zijn van misstanden bij het Tolteam. De rijksrecherche kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van onregelmatigheden. De uitspraak geldt ook voor het regionale dagblad Tubantia , die ook naar de bestuursrechter was gestapt om openbaarmaking van het rapport te eisen.

De ex-rechercheurs, C. de Roy van Zuydewijn en J. Paalman, willen openbaarmaking van het rapport, opdat slachtoffers en betrokkenen van de vuurwerkramp inzicht krijgen in het opsporingsonderzoek van de politie. Volgens beiden was dat teveel gericht op André de V. Het gerechtshof sprak De V. vrij van brandstichting. De echte veroorzaker van de vuurwerkramp, die op 13 mei 2000 aan 22 mensen het leven kostte, is nog steeds niet gevonden.

Schaden
De advocaat van het ministerie wees openbaarmaking van het rapport tijdens de zitting eind november pertinent van de hand. Zij stelde dat niet is uitgesloten dat in de toekomst nieuw strafrechtelijk onderzoek wordt gedaan naar de vuurwerkramp en dat openbaarmaking van het rapport nieuw onderzoek zou schaden. Verder voerde de raadsvrouw aan dat de privacy van alle ondervraagden, zoals de betrokken politiemensen, gewaarborgd dient te blijven.

De bestuursrechter wees deze verweren van de hand, omdat het rijksrechercherapport geen inzicht geeft in gehanteerde opsporingsmethoden. Verder meent de rechter dat de ondervraagde ambtenaren vanuit hun functie zijn gehoord en anonimiteit geen vereiste is. Hij adviseert de namen van de betrokkenen weg te lakken.
 

Tony

Administrator
Medewerker
Remkes kijkt naar schadevergoedingen vuurwerkramp

Minister Remkes heeft beloofd uit te zoeken waarom de schadevergoedingen die slachtoffers van de vuurwerkramp tegoed hebben nog niet zijn uitbetaald.

Dat antwoordde Remkes op vragen van de Partij voor de Vrijheid. Hij benadrukt daarbij dat zijn ministerie niet verantwoordelijk is voor de uitvoering. Verzekeringsmaatschappij Allianz van het ontplofte SE Fireworks verklaarde half december nog dat het geld meteen aan de 300 gedupeerden zou worden betaald.
 

Vinnie

FPM Kalender Beheer
Medewerker
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

6 april 2007

Vaker lichamelijke klachten na meemaken ramp
Utrecht - Getroffenen van de Enschedese vuurwerkramp kampen met meer lichamelijke klachten dan gemiddeld. Zowel drie weken na de ramp, als anderhalf en vier jaar later is dit verschil zichtbaar. Het gaat om aspecifieke klachten zoals hoofdpijn, vermoeidheid, spierpijn of last van nek en schouders.

Psycholoog Bellis van den Berg komt tot deze conclusie in haar promotieonderzoek dat ze mede vanuit het UMC Utrecht bij het RIVM uitvoerde. Bellis van den Berg promoveert op 5 april aan de Universiteit Utrecht.

Het uitgangspunt van Van den Berg was de Gezondheids*****monitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede, daarbij zijn na de ramp ongeveer een derde van alle getroffen bewoners uit het rampgebied, 1550 mensen, ondervraagd via vragenlijsten.

Vrouwen, allochtonen en mensen met een lagere sociaal-economische status hebben iets meer kans op de klachten. De kwaliteit van leven is door de lichamelijke klachten duidelijk aangetast. Mensen met klachten gebruiken vaker pijnstillers en zitten vaker in de ziektewet. Mensen die voor de vuurwerkramp al psychische klachten hadden, zoals angst en depressie, hebben erna een grote kans op lichamelijke problemen. Uit analyse van huisartsgegevens blijkt echter dat de getroffenen slechts marginaal vaker bij de huisarts op bezoek komen. Uit het bloed- en urineonderzoek, dat bij alle ondervraagden vlak na de ramp uitgevoerd is, bleek dat de getroffenen niet waren blootgesteld aan schadelijke stoffen.

Naar aanleiding van haar resultaten pleit Van den Berg voor meer aandacht voor lichamelijke klachten bij rampenslachtoffers. Die worden volgens haar ondergewaardeerd ten opzichte van psychologische posttraumatische stress die slachtoffers ervaren en waar veel onderzoek na rampen op is gericht.

Op 13 mei 2000 ontplofte de Enschedese vuurwerkfabriek Fireworks SE. Door de explosie kwamen 23 mensen om en raakten 900 mensen gewond. Door de schade werden 1200 wijkbewoners tot verhuizing gedwongen.
 

Tony

Administrator
Medewerker
De leugen omtrent de vuurwerkramp duurt voort

De leugen omtrent de vuurwerkramp duurt voort

ENSCHEDE - De Stichting Huis van Verhalen Enschede start per 1 april met een nieuw project, Ambassadeurs van Roombeek. Binnen dit project worden mensen met een band met de wijk Roombeek, bijvoorbeeld omdat zij er wonen of er jaren hebben gewerkt, als ambassadeurs ingezet bij de rondleidingen die door de wederopbouwwijk worden gelopen. De Ambassadeurs vertegenwoordigen het verhaal van de wijk, de bewoners, geschiedenis en het heden. Vrijdag 23 maart is de opleidingsdag voor de Ambassadeurs van Roombeek. Zoals bekend is het Huis van Verhalen voortgekomen uit het project Pastoraat na Ramp, dat vijf jaar lang heeft bestaan. Het project werkt met vrijwilligers.

Opvallend is al dat men begint met de opleiding zonder dat er kandidaten zijn geworven voor het project. Dit gaf al een naar voorgevoel. De gemeente heeft al jaren haar wegen om voor bepaalde doeleinden mensen te werven.
Zoals b.v. het bezoek van onze kroonprins, onze prins ging niet zomaar ergens op bezoek, deze mensen waren vooraf gescreend of ze wel de gemeente versie van de ramp vertelden, hetgeen heel wat anders is dan de waarheid.
De BSVE, zogenaamd bedoeld om belangen van slachtoffers te behartigen deed het tegenovergestelde, boekdelen kunnen wij er over schrijven.
Het pastoraat na de ramp, zelfde laken een pak. Behartigde de belangen van de gemeente en gebruikte methoden om slachtoffers om te praten waar de KGB bijna jaloers op zou zijn geworden.

Zo wilden nabestaanden het monument niet op de plek van SE Fireworks, was niemand het met het uitgekozen ontwerp eens maar Pastoraat maar inpraten en hersenspoelen. Dat ze de mensen daarmee veel verdriet hebben aangedaan en nog doen interesseert ze niet. De gemeente is tevreden en dat telt. Het pastoraat is veranderd van naam in Huis van Verhalen. Vorig jaar wou de gemeente de vele namen van de omgekomen slachtoffers niet meer oplezen, stel je ook voor , het zijn er 23, dat is veel, gelukkig hebben ze in New York meer respect voor overledenen. Het Huis van Verhalen organiseert de herdenkingsdienst op 13 mei, net zoals het Pastoraat dat in de voorgaande jaren deed.

Dus werden de namen niet meer voorgelezen. De gemeente beveelt en Huis van voert uit. Nu heeft dat kluppie weer wat nieuws om leugens in stand te houden. Ze hebben Ambassadeurs in het leven geroepen. Die ambassadeurs moeten vertelen hoe het was, ging en is. Op de foto gisteren in de Huis aan Huis prijkte een voormalig lid van de BSVE, jawel hoor. Werving was niet nodig, ze wisten waar ze hun kandidaten vandaan moesten halen.
En dat men de waarheid gaat vertellen blijkt al uit de volgende zin: citaat :Zo horen wij bijvoorbeeld klachten van de bewoners van de Tollenstraat" einde citaat.

Leuke waarheid, het is namelijk TollenSStraat.
En dat moet de buurt/belangstellenden gaan voorlichten.
Doe vooral geen moeite om het Huis van per mail of telefoon te bereiken, ze geven al zo'n 2 weken niet thuis. Ze zijn denk ik druk doende om de waarheid te herschrijven zodat de gemeente heel tevreden over ze is en dat ook vooral blijft.
 

Tony

Administrator
Medewerker
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Geplaats op 3 April!!

Slachtoffer vuurwerkramp na zeven jaar bij Raad van State
ENSCHEDE/DEN HAAG - De vuurwerkramp is al weer bijna zeven jaar geleden, maar nog steeds moeten slachtoffers juridische procedures om schadevergoedingen voeren, zo bleek bij de Raad van State.

Daar vroeg S. Mulder schadevergoeding van de Stichting Financiële Hulpverlening Vuurwerkramp. Mulder bevond zich op 13 mei 2000 vlakbij het terrein van S.E. Fireworks. Door zich achter een boom te verschuilen, overleefde ze de vernietigende explosies. Na de ramp vroeg ze om hulp. Maar het eerste verzoek om schadevergoeding werd om formele redenen afgewezen. Mulder verbleef vaak in de woning van haar vriend aan de Walstraat, vlak bij het rampgebied, maar ze was er niet officieel ingeschreven. Bovendien heeft ze als advocaat een eenmanszaak. Ze leed erg onder het trauma, zowel op het persoonlijke als het zakelijke vlak. De Stichting Financiële Hulpverlening Vuurwerkramp, die getroffen ondernemingen hielp, wees aanvankelijk het schadeverzoek van Mulder af omdat ze niet direct kon aantonen dat ze als gevolg van het trauma minder omzet draaide. En toen ze een jaar later de jaarrekening had om het omzetverlies aan te tonen, wilde de stichting er niets van weten. De Raad van State zette grote vraagtekens bij de gang van zaken, maar kwam ook tot de voorlopige conclusie dat Mulder beter bij de Uitvoeringsorganisatie Personenschade Vuurwerkramp (UPV) had kunnen aankloppen. De woordvoerder van de stichting benadrukte dat de Stichting Financiële Hulpverlening Vuurwerkramp de brief van Mulder heeft doorgestuurd naar de UPV. Maar de UPV heeft tot op de dag van vandaag niet gereageerd. Staatsraad J. Polak vroeg de woordvoerder van de stichting of hij nogmaals zijn best kan doen om een reactie van de UPV los te krijgen. De woordvoerder beloofde dat. Mulder zei dat ze de eerste jaren na de ramp zo murw was dat ze weinig zin had om tegen al die organisaties en overheden op te boksen. "Maar op een gegeven moment dacht ik: dit pik ik niet meer. Ik werd alleen maar tegengewerkt", zei ze. Uitspraak volgt. Slachtoffer van vuurwerkramp werd naar eigen zeggen 'alleen maar tegengewerkt' toen ze in aanmerking wilde komen voor schadevergoeding
 

Tony

Administrator
Medewerker
Monument Vuurwerkramp onder gepiest

Het Monument ter nagedachtenis van de Vuurwerkramp gelegen op het voormalig terrein van SE Fireworks word zoals werd gevreesd inderdaad onder gepiest!

Ik was vandaag even in onze asociale rotwijk zoals met riep kort na de ramp.
Nu beste lezer, ik kan u verzekeren dat er voor de ramp geenszins sprake was van een asociale rotwijk, tegenwoordig is er echter wel sprake van een asociale rotwijk!
Het monument welke de nabestaanden is opgedrongen word gebruikt om de honden tegen te laten piesen, dit was vandaag overduidelijk te zien, het "park" zelf ligt bezaaid met stront.
Er hangen zakjes waar mensen de uitwerpselen in kunnen doen, daarmee geeft dus de gemeente te kennen dat het de bedoeling is dat men er de honden uitlaat.

Bordjes waarop staat verboden honden uit te laten zijn in geen velden of wegen te vinden.
Nabestaanden waarmee 'overleg' is gevoerd omtrent het monument wilden ook geen monument zo plat bij de grond, aanvankelijk zou het nog platter worden maar men was bang dat honden dan op de namen van hun dierbaren zouden piesen en poepen.

Onder druk van het Pastoraat na de ramp, nu Huis van Verhalen, welke optrad als bemiddelaar tussen gemeente en nabestaanden, zijn de inmiddels helemaal murw geworden nabestaanden maar gezwicht.
Nu blijkt dus dat hun angst gegrond was, er word op de namen van hun dierbaren gezeken.
Ik ben zelf een zeer grote dierenvriend, al zou u het wellicht niet geloven, ik geef dan ook de honden niet de schuld, zij weten niet beter!

Ik geef hun asociale bazen de schuld.
Bazen die overduidelijk geen respect hebben voor de omgekomen slachtoffers.
Zij waren waarschijnlijk ook degenen die illegaal (jawel, de gemeente Enschede gedoogd graag) gekampeerd hebben voor het Balengebouw voor een stukje grond. Dit haalde de krant, de gemeente apetrots, gaf de illegalen zelf een kampeersetje kado, dit terwijl men riep dat er geen geld meer in kas was om slachtoffers b.v. psychologische hulp te vergoeden, of andere kosten duidelijk relevant aan de ramp.
Ik vond en vind dit gewoon lijkenpikkerei!

De mensen zijn omgekomen dan wel weggeblazen uit hun woning en hebben geen van alleen zomaar afstand gedaan van hun woning/grond. Vaak onder dwang en met de belofte op recht van terugkoop. (niet dus)
Als je dan als lijkenpikker goedkoop een stuk grond hebt kunnen bemachtigen is het dan zoveel gevraagd om tenminste het superkleine monument met respect te behandelen?

Het zou u ook sieren om op 13 mei tussen pakweg 15.00 en 16.00 geen lawaai te maken.
Ieder jaar weer word de herdenking verstoord door gehamer en noem maar op.
Zelfs een uurtje stilte voor de goedkope grond kan er niet af. De gemeente doet hier natuurlijk niets tegen, stel je voor zeg. Hun Roombeek, het paradepaardje met kapitale bouwwerken mag geen strobreed in de weg gelegd worden.
Weten jullie nog dat betrokken/inwoners van Enschede een suggestie voor een monument mochten indienen?
Dit geruisloos van tafel geveegd is en een buitenstaander iets moest maken dat vooral niet in het oog zou vallen?
Onderstaand treft u een selectie aan van de ingezonden stukken.
Twee ervan zijn van nabestaanden, ik schrok daar erg van.

Natuurlijk heb ik dat destijds wel gezien maar er was zoveel wat de ramp betrof. Juist 1 daarvan was zo bang dat het monument dat er nu ligt misbruikt zou worden. En verdorie, ze hebben gelijk gekregen.
Om privacy reden heb ik namen e.d. verwijderd. Weet u trouwens hoe Roombeek tegenwoordig in de volksmond genoemd word??? Enschedese openbare begraafplaats "de laatste plof".
Dit behoeft denk ik geen nadere uitleg.
 

Pyromaster2

Registered User
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Gerechtshof te Arnhem
Economische Kamer
Inzake: R.J. Bakker / Openbaar Ministerie
Parketnummer: 21-001571-02
Zittingsdatum: 23 april 2003

Pleidooi mr J.P. Plasman

Inhoud:

Inleiding
Hoeveelheid
De norm
Wat lag er
Wetenschap over classificatie
Verzoek tot contra-expertise
cq uitsluiting van bewijs
Kern van de zaak
Feit 4
Andere feiten
Indrukken SE Fireworks
Vervolging en onderzoek









Inleiding



Het is zoals de Advocaat-generaal al stelt: voor Bakker had dit hoger beroep niet gehoeven. Maar het hoger beroep is een feit en opnieuw moet worden gesproken over het ontbreken van enig benul bij wie dan ook in Nederland als het over de gevaren van vuurwerk in opslag gaat. Opnieuw moet worden gesproken over overheidsinstanties die op volstrekt onbegrijpelijke wijze de aan hen opgedragen taken niet hebben uitgevoerd. En dan praten we echt wel over iets anders dan "steken laten vallen", zoals het Openbaar Ministerie dat wil doen voorkomen.

Kernpunten, daar lijkt inderdaad weinig misverstand over te bestaan, zijn de zwaarte van het vuurwerk, de ontbrekende kennis daarover en de reden(en) waarom die kennis ontbrak. Ook de totale hoeveelheid speelt nog

Daar gaat echter wel de vraag aan vooraf of als feit vast staat dat het vuurwerk dat bij SE Fireworks was opgeslagen feitelijk zwaarder was dan de vergunde klasse 1.4 én, meer in het bijzonder, of als feit vast staat dat bij SE Fireworks ook vuurwerk was opgeslagen dat feitelijk massa-explosief was

Ook zal worden besproken de in de ogen van de verdediging belangrijke vraag wat nu eigenlijk de norm 1.4 zoals opgenomen in de milieuvergunningen van SE Fireworks betekend heeft.

En uiteraard komt het verloop van de brand op 13 mei 2000 aan de orde, beter gezegd, het ontbreken van voldoende inzicht in dit verloop; zodat in deze strafzaak op dat punt niet tot een feitelijke vaststelling gekomen kan worden. De verdediging zal betogen dat in een strafzaak geen ruimte is voor hypothesen, aannames en maximum credible event en andere scenario's.

De verdediging heeft kritiek op de wijze waarop door politie en justitie het onderzoek naar de vuurwerkramp gestalte is gegeven; deze kritiek zal hieronder worden geuit. De conclusie is dat Bakker ten gevolge van de slechte kwaliteit van het onderzoek in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. De belangrijkste conclusie zal zijn dat de Rechtbank in Almelo op de punten waar het om gaat een zeer doordacht vonnis heeft gewezen en dat er geen enkele reden is om over diezelfde hoofdpunten nu anders te beslissen.

In dit pleidooi worden vele citaten en passages uit stukken aangehaald; de vindplaats is steeds genoemd. Voor zover verwezen wordt naar bijlagen betreft het de map met bijlagen, behorende bij het pleidooi in eerste aanleg, welke bijlagen tevens dienen te worden beschouwd als bijlagen bij deze schriftuur.


Eerst iets over gedogen
Bakker heeft in april 1998 het bedrijf waarin hij al vele jaren werkzaam was overgenomen. Tegen de wil van zijn vrouw, die zag het niet zitten. Waarschijnlijker kende ze haar man beter dan hij zichzelf kende; per slot van rekening zijn ze al 25 jaar samen. Zij kende haar man ook als de vuurwerkkunstenaar die hij zo langzamerhand geworden was: vuurwerk was zijn hele leven, niet vuurwerk in opslag maar het vuurwerk in de lucht. En het liefst bij grote shows in de Kuip, Arena, Sail Amsterdam of bij de opening van het Arkestadion; de opening waar burgemeester Mans de lont aanstak, maar dat na 13 mei 2000 vergeten was, toen hij niet meer wist dat er een vuurwerkbedrijf in Enschede zat.

Voor Bakker was het bedrijf in orde. Ambtenaren hebben het bedrijf altijd open en bloot bezocht, gezien, gecontroleerd en in orde bevonden.
Daar was niets geheimzinnigs bij.

Bakker is neergezet als een directeur die ervan kon profiteren dat er bij het bedrijf van alles werd gedoogd.

De Commissie Oosting zegt dat in de jaren negentig steeds weer overtredingen van de milieuvergunningen zijn gelegaliseerd.

Ten Bosch verklaart (G227) dat in overleg met Meijerink besloten is om terzake bepaalde overtredingen niet op te treden; hij praat dan over de eerste helft van de jaren negentig. Hij zegt: Wij waren bezig met legalisatie van de toenmalige situatie.

Dit was allemaal vóór Bakker en Pater.

Er is door het Openbaar Ministerie nauwelijks enig onderscheid gemaakt tussen de periode voor april 1998 en de periode na april 1998.
Was dat wel gedaan dan zou duidelijk geworden zijn dat er bij Bakker en Pater helemaal niets - behoudens de oude situatie kort na overname - werd gelegaliseerd; er viel niets te legaliseren want er waren geen overtredingen. De Forsmancontrole van juni 1998 leverde 9 punten op, formeel op papier. Er werd niets gelegaliseerd, de punten, voor een belangrijk deel nog uit de periode Smallenbroek, werden stuk voor stuk per onmiddellijk in orde gemaakt.

En wat is legaliseren ?
Legaliseren is legaal maken.
Legaliseren is ook iets heel anders dan gedogen.

Een van de grote misverstanden over Bakker en Pater is dat het zover heeft kunnen komen als gevolg van het zogenaamde gedoogbeleid van de overheid; zij zouden hebben geprofiteerd van een gedogende overheid. Als het nu ergens in Nederland over gedoogbeleid gaat dan valt direct de naam Enschede. Bakker en Pater hebben met gedogen niets te maken. Gedogen is een oogje dichtdoen als er iets niet volgens de regels gaat. Bij Bakker en Pater is er geen sprake van een oogje dichtdoen.

Het Openbaar Ministerie maakt er een zwaar punt van:
De burger kan en mag er niet op vertrouwen dat wanneer bijvoorbeeld een gemeente overtredingen gedoogt dat het dan wel goed zit.
Maar bij gedogen kan in feite worden vastgesteld dat burger en handhaver tezamen bewerkstelligen dat er overtredingen plaatsvinden, er gebeurt alleen niets.

Overigens kan ook in die situatie wel degelijk het vertrouwensbeginsel aan de orde komen. Er komt bij gedogen ook een moment waarop wel degelijk de nieuwe situatie de norm wordt. Door zo de nadruk op het gedogen te leggen wordt de aandacht afgehaald van wat er werkelijk aan de hand was: er was gelegaliseerd vóórdat Bakker en Pater aantraden.

Er waren vóór Bakker en Pater overtredingen geconstateerd en na een jarenlang toestaan is in 1997 eindelijk de revisievergunning tot stand gekomen. Smallenbroek heeft daarna nog containers bijgeplaatst, die later op de vergunning van 1999 zijn geformaliseerd.

Ten Bosch daarover ter zitting Rb:
Het is juist dat Forsman in 1998 constateerde dat er bij SE Fireworks containers stonden in strijd met de vergunning. Forsman zei toen dat de situatie alleen nog vergund diende te worden. Defensie had dus op dat moment de lijn al uitgezet.

En over de eis van brandwerendheid:
Desgevraagd verklaar ik dat ik de eis van 120 minuten brandwerendheid ten aanzien van de zeecontainers in de vergunning van 1997 heb laten vallen. Daarvoor is in de plaats is het voorschrift gekomen dat de containers één meter uit elkaar moesten staan. In de vergunning van 1999 is zowel de eis van 120 minuten brandwerendheid als voormelde 1 meter grens weggelaten. Ik dacht dat dat kon op grond van het advies van defensie. Ik merk nog op dat Forsman tijdens het bezoek aan SE Fireworks op 10 mei 2000 zei: "wat er is Culemborg is gebeurd, kan hier niet gebeuren"

En daar stond Bakker ook bij.

De situatie van Bakker en Pater in 1998 was er niet één van allerlei overtredingen die gedoogd werden, het was een volkomen gelegaliseerd geheel. En daar kun je als burger wel degelijk een beroep op doen, je handelt dan namelijk conform de vergunning.

Ten Bosch verklaart ter zitting Rb als volgt:
Desgevraagd verklaar ik, dat ik, als ik met de wetenschap van nu, de vergunning van SE Fireworks zou moeten controleren, niet zou weten welke voorschriften er zouden zijn overtreden. Ik vind dat een moeilijke vraag.

en:

Achteraf gezien was het misschien verstandiger geweest om eenmaal per jaar een integrale controle te houden. Ik weet echter niet of ik dan een ander beeld van het bedrijf SE Fireworks zou hebben gekregen.

Wat wel in de vergunning stond en niet werd gehandhaafd, bijvoorbeeld brandwerendheid van de deuren en zelfsluitendheid (deels) werd bewust en gemotiveerd niet gehandhaafd. De Rechtbank heeft met betrekking tot de zelfsluitendheid en brandwerendheid van de deuren beslist dat het gemotiveerd niet handhaven materieel betekent dat geen ruimte is voor een verwijt aan Bakker; terecht ontslag van rechtsvervolging op dit punt, alhoewel de verdediging van oordeel blijft dat nu op dat punt gemotiveerd niet werd gehandhaafd de betreffende voorwaarden in feite als vervallen dienen te worden beschouwd en dat zou dan tot vrijspraak moeten leiden.

De eis van brandwerendheid was niet langer in de vergunning opgenomen omdat voldoende was dat de containers wat meer uit elkaar stonden; ook dit werd later niet meer nodig geacht.
Deze vergunde toestand kan niet aan Bakker worden tegengeworpen en dus kan bij feit 4 het niet voldoende brandwerend zijn van E2 niet reden zijn om brand door schuld aan te nemen.
En dit punt is bij feit 4 wel cruciaal.

Alles wat Bakker en Pater in april 1998 overnamen was gelegaliseerd of er was besloten tot legalisatie. Na de overname zijn er geen dingen door Bakker en Pater gedaan die in strijd met de vergunning waren, die werden geconstateerd en die vervolgens werden gedoogd.

Bovendien, het bedrijf ging vertrekken.
Uit de verhoren is inmiddels genoegzaam gebleken dat de situatie van 1998 mede veroorzaakt is doordat al jaren de bedoeling was dat het bedrijf verplaatst zou worden naar het Euregiopark. De gemeente Enschede had geen geld om de plannen te verwezenlijken en er moesten volgens diezelfde gemeente bij SE Fireworks - dat was niet het belang van Smallenbroek - geen investeringen meer gedaan worden.

Ook dat was vóór de tijd van Bakker en Pater.
Uit de correspondentie tussen de toenmalige advocaat van SE Fireworks en de gemeente Enschede blijkt zonneklaar dat juist SE Fireworks op een snel vertrek heeft aangedrongen. Ook de bespreking van 10 mei 2000 tussen Forsman, ten Bosch en Bakker was georganiseerd omdat Bakker weer eens aan de bel had betrokken waar de verhuizing bleef.

Ondertussen werd er achter de rug van Bakker en Pater en zonder dat zij dat wisten al anderhalf jaar kat en muis gespeeld tussen de gemeente en Smallenbroek. Smallenbroek wilde de opstallen kwijt voor 1.2 miljoen met Bakker en Pater erbij en de gemeente wilde dit wel betalen maar alleen zonder Bakker en Pater.

Met Bakker en Pater kon het niet meer zijn dan een ruime negen ton.
Deze onderhandelingen, die uiteindelijk op 12 mei 2000 (!) in het nadeel van Smallenbroek tot een einde zijn gekomen hebben de verplaatsing van het bedrijf tegengehouden, zonder dat Bakker en Pater dat wisten ! Als het aan hen had gelegen waren ze daar al lang weggeweest.

Omdat de gemeente er nog niet aan toe was - zeg maar geen geld had - werden er aan Smallenbroek kennelijk concessies gedaan; concessies waar Bakker geen weet van had maar die ook, zonder dat Bakker wist wat er achter zat ook, uitmondden in het toestaan van zeecontainers aan het bedrijf. De Officier van Justitie stelde Ten Bosch niet te kunnen volgen als die zegt dat de tijdelijkheid een rol speelt bij de beoordeling van het gevaar. Hoe kan dat nou, gevaarlijk is toch gevaarlijk, hoe kort dan ook. Maar de achtergrond daarvan is, dat blijkt uit alle rapporten, weer de opstelling van de overheid die - nu is het anders - met betrekking tot de opslag van vuurwerk van een risicobenadering uitging en niet van een effectbenadering. En in een risicobenadering speelt tijdelijkheid wel een rol, hoe tijdelijker hoe minder risico.


De naïeve ondernemer
Bakker heeft zijn vergunning niet bekeken, hij dacht dat het goed zat. Dat was omdat hij niets te verbergen had en hij de innerlijke overtuiging had dat het bedrijf zoals het er stond in orde was, nadat hij daar een geschiedenis van 22 jaar achter de rug had.
En hij daar ook naar handelde.

Natuurlijk had Bakker naar zijn vergunning moeten kijken, hij had hem bij wijze van spreken aan de muur moeten hangen. En hij had moeten weten hoe zijn sprinkler werkte.

Bakker had daar geen ondernemer moeten worden, op die plek en op die manier. Natuurlijk had Bakker geen genoegen moeten nemen met de garantie van Smallenbroek in de koopovereenkomst dat alles conform vergunning was, ook al was het, op die door Smallenbroek bijgeplaatste containers na, in feite wel zo.

Maar aan de andere kant, het is bij de Rechtbank gezegd: in ons land mag niets zonder vergunning, ja ademhalen.
Die situatie is het gevolg van een langdurig proces, waarbij een eenvoudige samenleving is gegroeid naar een uiterst complex geheel van fenomenen en vooral ook: regels.

Burgers zijn in die ontwikkeling meegegroeid en ze zijn eraan gewend geraakt. En veel burgers, waaronder Bakker, met de gedachte dat het allemaal wel goed geregeld was. En wanneer dan de situatie uiteindelijk zo is dat het hele maatschappelijk gebeuren door een uitermate ingewikkeld stelsel van regels wordt gereguleerd dan heeft die situatie voor de op de overheid vertrouwende burger, waaronder wederom de naïeve Bakker een keerzijde: Als er dan een vergunning is dan mag het ook, dan is het gewogen en in orde bevonden, dan is er naar gekeken etc. En wanneer de Gemeente en Defensie alles zien wat ik doe en zij zeggen dat het in orde is dan is het in orde.

Weer Ten Bosch (Rb):
Ik ben er altijd van uitgegaan dat defensie de deskundigheid aangaande vuurwerk in huis had. Dat was mij door mij directe chef Meijerink ook steeds voorgehouden. In die zin dat je defensie altijd om advies moest vragen op het gebied van vuurwerk. Door mij en ook door anderen is nooit getwijfeld aan de deskundigheid van defensie. Ook op grond van de wijze waarop defensie met ondernemers sprak over vuurwerk, ging ik er vanuit dat bij Milan de kennis aanwezig was. De heren Bouma, Ceelen en Forsman hebben op mij altijd een betrouwbare indruk gemaakt.

Bakker kent het bedrijf 22 jaar, de Gemeente, Milan, RVI allemaal kennen ze het, komen er al jaren; dat weet Bakker.
Iedereen weet dat Bakker van werknemer ondernemer wordt, niemand heeft hem aangesproken bijvoorbeeld met de mededeling dat er bij de wisseling van de wacht dingen moeten veranderen.

158.5 ton evenementenvuurwerk in een woonwijk

Als U naar feit 3 de dagvaarding kijkt dan staat daar - zij het enigszins verscholen - het kernverwijt met betrekking tot de ramp, alleen is dat verwijt op die plek gericht aan de verkeerde persoon.
Waar deze zaak om zo u moeten draaien is inderdaad het eerste gedachtestreepje van feit 3.
Alleen wat daar staat is een verwijt dat niet aan Bakker en Pater gemaakt moet worden.

Wat daar staat is dat Bakker, wetende dat vuurwerk gevaarlijk kan, zijn vuurwerk heeft opgeslagen in bewaarplaatsen, zeecontainers en mavo-boxen, die ongeschikt waren voor de opslag van vuurwerk. Maar wat daar echt staat is dat de opslag van vuurwerk in de Tollensstraat nooit toegestaan had mogen worden. Wat daar staat is dat de instanties in Nederland die aangewezen zijn om de gevaren van stoffen zoals vuurwerk te beoordelen hadden moeten zorgen dat ze de benodigde expertise hadden gehad en dat die instanties hadden dan nee moeten zeggen tegen opslag van vuurwerk in een woonwijk.

Niemand weet iets van gedrag van vuurwerk in grote hoeveelheden.
In Nederland is er voor mei 2000 nog geen serieuze test met vuurwerk gedaan.
In Culemborg is gezien hoe het in de wei al fout kan gaan.
Het wordt door deskundigen voor mogelijk gehouden dat vuurwerk van de klasse 1.4 reageert als 1.1.
Dat vuurwerk mag in bunkers met gewapend beton maar ook in zeecontainers.
Het mag dus in feite overal.

De werkelijkheid is dat er is toegestaan dat er 158.5 ton materiaal dat massa-explosief kan zijn (en dat zegt de Jong/TNO) in een woonwijk ligt, en dan ook nog in de vorm van een reusachtige granaat.

Dat is de echte oorzaak van de ramp.

En wie daar op af wil dingen - zoals het Openbaar Ministerie - kan dat alleen maar doen door te zeggen, ja dat is nu wel zo maar daar hoort bij het verwijtbaar gedrag van deze directeuren.

Maar een overheid die dat zegt heeft dan de volgende boodschap:
Deze overheid vindt het goed dat er 158.5 ton materiaal dat massa-explosief kan zijn in een woonwijk wordt neergelegd. Daarvoor geven wij een vergunning. De verantwoordelijkheid dat dat daar allemaal goed gaat hebben twee individuele burgers, die wij overigens verder ook niet kennen en die op geen enkele wijze hebben bewezen deze verantwoordelijkheid voor die bom van 160 ton aan te kunnen. Net als wij, overheid, zullen zij ook niets weten van het gedrag van vuurwerk in grote hoeveelheden.

Voor deze opslag hebben wij eigenlijk geen regels, maar voor transport van veel kleinere hoeveelheden wel, dus die gebruiken we maar.
En om te zorgen dat die twee burgers in ieder geval denken dat ze het goed doen sturen wij controleurs en handhavers, die overigens geen verstand van vuurwerk hebben maar wel doen alsof, en die vertellen aan deze beide burgers dat ze het inderdaad goed doen.

En om zeker te zijn dat ze dat goed begrijpen laten we hier in de Tollensstraat leerlingen van de Politieschool zien hoe je met vuurwerk om moet gaan. O ja, als die 158.5 ton nog te weinig zou zijn dan kan er wat ons betreft nog wel wat bij, minimaal twee zeecontainers.

En als het mis gaat is het de schuld van de directeuren en heeft de overheid steken laten vallen, maar zeker niet genoeg om aansprakelijkheid te accepteren.





Hoeveelheid



1. fouten in berekening Tolteam

Zie bijlage A: totaal teveel berekend 13.545 kg.


Onduidelijk:
blz F00869, regel Lc2-14, Lc2-16 en Lc2-18
Betreft vuurpijlen die op een veel te hoog gewicht zijn gesteld.
Gewicht is ongeveer 14 kg, dus teveel 1120 kg

Blz F00746: Er is gesteld dat op de voorraad per 30/5/2000 nog in mindering komt het vuurwerk dat in de laatste 2 weken voor de ramp bij shows is verschoten. Het Tolteam komt op een totaal van 9354 kg. Echter, het Tolteam stelt daarbij dat het werkelijke gebruik kan afwijken van dit getal, omdat er nu eenmaal met een gemiddeld gewicht gerekend moest worden !

Blz. F00748: afwijkingen in gewichten hebben er toe geleid dat uitgegaan is van het meest voorkomende gewicht: ergo niet het werkelijke gewicht

Blz. F00748: als gevolg van het ontbreken van gegevens …. werd in sommige gevallen het gewicht van vergelijkbare artikelen als grondslag genomen.


2. foutmarge bij berekening van aantallen
De Boer op persconferentie: 5% tot 10%, in publicatie OM 10%
foutmarge Tolteam (F00751):

Gelet op de geconstateerde onverklaarde verschillen tussen begin- en eindvoorraden in de opgestelde voorraadlijsten, moet tenminste rekening worden gehouden met een mogelijke foutmarge van 5% ten opzichte van de iedere maand gerapporteerde voorraad.

Let wel: het gaat hier uitdrukkelijk om een foutmarge van tenminste 5% in de vastgestelde aantallen, niet in de gewichten, die staan niet op de voorraadlijst. De fouten onder 1. geconstateerd vallen derhalve niet binnen de hier bedoelde foutmarge van tenminste 5%.

Met betrekking tot de gewichten is overigens veelvuldig gebruik gemaakt van gemiddelde gewichten van dozen en van volgens het Tolteam meest voorkomende gewichten, wat echter in het geheel niet inzichtelijk is gemaakt.


3. de controle door de Commissie Oosting
De Commissie Oosting heeft er een eigen berekening op losgelaten en omdat de uitkomst ongeveer overeenkomt met de berekening van het Tolteam lijken de beide berekeningen elkaar te ondersteunen. Over de berekening van de Commissie Oosting:

Getuige De Bruyn (NFI) ter zitting Rb:
Het feit dat het hierbij soms ging om sterk uiteenlopende verklaringen van medewerkers van SE Fireworks is voor ons aanleiding geweest om daar, waar onzekerheid bestond, nadere gegevens op te vragen bij de politie Twente. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot de opgave zoals weergegeven op blz. 13 en dat moet natuurlijk niet gezien worden als een definitieve opgave. Het is op basis van politionele gegevens, die niet gebaseerd zijn op wetenschappelijke gegevens of constateringen. Het betreft dus geen harde gegevens.

en
De beschikbare gegevens over de inhoud van de diverse opslagruimtes waren niet toereikend voor een betrouwbare berekening van TNT equivalenten naar (bruto) hoeveelheden vuurwerk. De hoeveelheden vuurwerk zoals vermeld in tabel 2 zijn onvoldoende nauwkeurig om op grond daarvan een betrouwbare berekening te maken; zijn collega Karelse stelt exact hetzelfde.

en de Bruyn over Oosting:
Zo hebben wij van hen een opgave gekregen omtrent het onderzoek naar de opslag, de volgens hun meest waarschijnlijke inhoud van de opslagruimtes bij SE Fireworks. Hiervan hebben wij echter geen gebruik gemaakt, omdat die opgave zowel kwalitatief als kwantitatief afweek van de gegevens die wij van de politie kregen.

Dat de terughoudendheid mbt de betrouwbaarheid van de berekening niet ten onrechte is kan ook blijken uit hetgeen de getuige Jan Pater bij de RC heeft verklaard:

Tijdens andere verhoren hebben ze mij weleens voorgehouden dat mijn verklaring over de inhoud van de opslagplaatsen niet kon kloppen. Volgens hen bleek uit administratieve gegevens dat er veel meer vuurwerk in opslag had gelegen dan dat ik had verklaard. Ik ben echter bij mijn verklaring gebleven.

De getuige Pater is de enige die op dit punt door de verdediging is gehoord; hij is bij zijn verklaring gebleven, hoe dat met anderen zit is niet bekend.

Onderdeel van de berekening van Oosting is de vaststelling dat een kubieke meter vuurwerk 340 kg weegt. Dit blijkt uit een berekening van het gemiddelde gewicht van de kubieke meters vuurwerk die binnengekomen zijn na 1 januari 2000. Op zich klopt dit gemiddelde gewicht van het vuurwerk dat na 1 januari 2000 is binnengekomen.

Oosting maakt hier echter een fout, wederom in het nadeel van de directeuren.
Oosting doet het namelijk voorkomen alsof op 13 mei 2000 alleen vuurwerk aanwezig was dat na 1 januari 2000 was binnengekomen; alleen in dat geval zijn slechts de gemiddelde getallen van uitsluitend na 1 januari 2000 relevant.

Het gemiddeld gewicht per kuub na 1 januari 2000 bedraagt zoals gezegd 340 kg.
het gemiddeld gewicht per kuub van de containers die onder leiding van Bakker en Pater zijn binnengekomen voor 1 januari 2000 bedraagt voor 1998 per kuub 267 kg en voor 1999 per kuub 289 kg (bijlage B) Bakker schat dat van de voorraad aanwezig op 13 mei 2000 ongeveer 30% al aanwezig was op 1 januari 2000.

Doorrekening leert dat op grond van het bovenstaande de uitkomst van Oosting in ieder geval gecorrigeerd moet worden, terwijl de overige bezwaren (sterk uiteenlopende verklaringen) onverkort van kracht blijven.

Bijlage B: overzicht van de gewichten van alle containers 1998 t/m 2000


4. standpunt van de Staat
Over de totale hoeveelheid vuurwerk die op 13 mei 2000 bij SE Fireworks lag opgeslagen bestaat onzekerheid.
In de onderhavige procedure kan derhalve niet als vaststaand worden beschouwd dat op 13 mei 2000 in totaal 177.000 kg vuurwerk op het terrein aanwezig was. Evenmin staat vast in welke bewaarplaatsen dit vuurwerk opgeslagen heeft gelegen.

(De Staat, bijlage C, blz 18 ev onder 4.18)


5. verpakking
Het Openbaar Ministerie gaat er vanuit dat de in de vergunningen genoemde gewichten gewichten zijn inclusief de verpakking.
Nadat de verdediging erop heeft gewezen dat het toch meer in de rede ligt een kilo vuurwerk aan te merken als een kilo vuurwerk en niet als een x hoeveelheid vuurwerk en een x hoeveelheid verpakking die tezamen een kilo vormen, is de verbalisant Jos Lummen (MB-II, 0049) bereid en vooral deskundig genoeg bevonden om een uitleg te geven aan de zinsnede in de vergunningsaanvraag waarin is gesteld dat er van wordt uitgegaan dat het vuurwerk zich in de originele transportverpakking bevindt.

Deze zinsnede is hét argument dat wordt aangevoerd om te betogen dat bewijsbaar is (want daar gaat het hier om !) dat het gewicht van de verpakking moet worden meegewogen.

Dan is er de verklaring van Ten Bosch (ter zitting Rb):
Met brutogewicht bedoel ik het gewicht van het artikel in de originele transportverpakking. Een en ander is mij verteld door mijn chef Meijerink of door Bouma van Milan. Dat weet ik niet precies. Ik kan mij niet herinneren iets op papier te hebben gezien, waarop dit gebaseerd was.

Tegengeworpen kan ook worden dat in het memorandum veiligheidsafstanden opslag groot vuurwerk (G3359) vermeld is : "Alle aangegeven hoeveelheden betreffen het bruto gewicht". Als het duidelijk is waarom moet dat dan daar expliciet worden duidelijk gemaakt.
Bovendien, het memorandum maakt geen deel uit van de milieuvergunning en was volgens Ten Bosch niet eens in Enschede aanwezig
Aan Bakker kan niet de inhoud van dit memorandum worden tegengeworpen !

Een meer juridische en tevens meer redelijke uitleg van voornoemde zinsnede is dat hier is bepaald dat een voorwaarde voor de opslag van de toegestane hoeveelheid is dat het vuurwerk verpakt blijft in de originele transportverpakking.

Zo ook de Staat (bijlage C, blz 17 onder 4.13):

Het was SE Fireworks ingevolge de aan haar verleende vergunningen toegestaan vuurwerk op te slaan in de originele transportverpakking in etc.

en:
SE Fireworks was het op grond van de vigerende vergunning slechts toegestaan om vuurwerk (in de originele VN-transportverpakking) op te slaan, etc

(bijlage C, blz 35, onder 6.36

en:
TNO stelt een aantal beheersmaatregelen voor, waaronder de maatregel dat opslag dient te worden uitgevoerd in de transportverpakking en dat de transportverpakking tijdens de opslag dicht dient te zijn ……. Zo is naar aanleiding van het advies van het Bureau Milan/AMV in de revisievergunning van SE Fireworks voorgeschreven dat het niet is toegestaan vuurwerk anders op te slaan dan in de originele transportverpakking.

Idem de gemeente Enschede (bijlage D, blz 13, onder 2.12).

Zo wordt - terecht - de betreffende bepaling gelezen en zo is hij ook bedoeld.

Er is meer dan voldoende steun te vinden voor de stelling dat uiteraard een kilo vuurwerk een kilo vuurwerk is.

De Officier van Justitie heeft aangevoerd dat de gemeente Enschede nimmer aan voormalig eigenaar Smallenbroek of aan verdachten Bakker en Pater te kennen heeft gegeven dat de vergunde opslag van vuurwerk exclusief de verpakking is.
Een redelijke uitleg van het gebruiken van dit argument door het OM is, dat wanneer de gemeente Enschede dit wel heeft bericht, het anders zou komen te liggen.

De gemeente Enschede heeft wel degelijk iets te kennen gegeven:

Aan Smallenbroek is schriftelijk bericht (G5837):
In de bewaarplaats mag hoogstens 10.000 kg vuurwerk aanwezig zijn, gerekend naar het totale gewicht van het vuurwerk wanneer dit gereed is om te worden afgestoken. Het vuurwerk dient in de voorgeschreven verpakking soortgewijs te worden opgeslagen.

Hier blijkt niet alleen dat de Gemeente Enschede heeft laten weten dat het om het gewicht van vuurwerk sec gaat, hier blijkt nog iets anders.
Namelijk dat de clausule in de vergunningsaanvraag inhoudende dat er van wordt uitgegaan dat het vuurwerk zich in de originele transportverpakking bevindt inderdaad los gezien moet worden van het gewicht. Want die clausule staat hier ook, alleen naast de mededeling dat het gewicht berekend dient te worden zonder verpakking

en (G5844):
Per garage mag hoogstens 3000 kg vuurwerk aanwezig zijn. Ten hoogste 500 kg per garage mag zich in onverpakte toestand bevinden.

Ook dit is slechts consistent als er gelijke soorten, derhalve artikelen, bedoeld worden, anders wordt het appels met peren door elkaar heen en wordt er een onwerkbare situatie gecreëerd.

Ergo: het gewicht is te bepalen zonder verpakking maar het vuurwerk dient wel in de verpakking te worden opgeslagen.

In de richtlijn voor strafvordering vuurwerkovertredingen d.d. 01-11-1998
(www.openbaarministerie.nl, blz 10, noot 23) wordt zeer duidelijke taal gesproken: onder gewicht wordt verstaan het gewicht van het vuurwerk zonder transportverpakking.

Dat dit ook de praktijk is blijkt uit een proces-verbaal uit een vuurwerkzaak
(bijlage E).

In totaal lag in deze garage een partij verboden vuurwerk opgeslagen met een brutogewicht van 1285.2 kg.
Het totale nettogewicht conform de verpakking bedroeg 1134 kg, zijnde een groter gewicht dan het maximale toegestane gewicht van 1000 kg. Anders dan de Officier van Justitie heeft gesteld betreft het hier geen consumentenvuurwerk, waarvoor de verpakking niet zou tellen; het zijn Chinese rollen die nooit consumentenvuurwerk kunnen zijn,

Ook in komende wetgeving is bepaald dat is uitgegaan van het nettogewicht indien duidelijk en simpel is vast te stellen hoeveel de verpakking weegt (zoals bij SE Fireworks !).

De Staat:
Daarbij verdient nog opmerking dat de in de brief vermelde grens van 6000 kg - waarover Minister Pronk tijdens het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard - betreft het netto gewicht van het vuurwerk, dus de totale hoeveelheid ontplofbare stof zonder de verpakking.

(bijlage C, blz 43 onder 6.69)

Op de website van VROM (www.vrom.nl) is thans te lezen dat vuurwerkbedrijven moeten melden aan de provincie wanneer zij meer dan 50.000 kilogram vuurwerk opgeslagen hebben. Uitdrukkelijk staat erbij: 50.000 kg vuurwerk (exclusief verpakking).

Op 26 juni 2000 is een memo opgesteld door de gemeente-ambtenaren Reekers en Platvoet betreffende een check van de vergunningen, na een summiere beschouwing van het dossier (G7309).

Bij deze summiere beschouwing wordt met betrekking tot de hoeveelheden in de vergunningen al vastgesteld:

Wijze van opslag is niet correct weergegeven. Gaat het bij de hoeveelheden om bruto- of netto-hoeveelheden ?

en zelfs nog:
Gaat het om kruit, of ook het rotje om het kruit ?

De conclusie moet zijn dat een kilo vuurwerk nog altijd een kilo vuurwerk is, dat er kennelijk niet over is nagedacht, dat ergens in een intern memorandum een onduidelijke zin staat, dat de vergunninghouder zich aan de vergunning moet houden maar ook mag houden.

Exclusief verpakking dus, dan wel - subsidiair - vanwege de onduidelijkheid het voordeel van de twijfel dat Bakker rechtens toekomt.


6. wijze van telasteleggen


Al hetgeen hiervoor is opgemerkt heeft betrekking op de feitelijke voorraad; daar gaat het natuurlijk maatschappelijk om, dat moge duidelijk zijn. Maar zelfs de wijze van telasteleggen betekent dat de hoeveelheid van het Tolteam naar beneden moet. Telastegelegd is teveel vuurwerk in de bewaarplaatsen en/of mavo-boxen en/of zeecontainers, daar valt dus niet onder vuurwerk dat op (andere) plaatsen lag, waar het niet mocht liggen.

Dat betreft dus in ieder geval het vuurwerk dat eventueel lag in het H-gebouw en in C2, indien U tot het oordeel zou komen dat het daar niet mocht liggen. Omdat het in de telastelegging gaat om de zeecontainers die in de milieuvergunning zijn bedoeld dient ook het vuurwerk dat eventueel aanwezig was in de beide bijgeplaatste zeecontainers hier in mindering te worden gebracht.

Nogmaals: de Officier heeft niet telastegelegd dat er op het bedrijf teveel vuurwerk aanwezig was, de Officier heeft het beperkt tot teveel vuurwerk op de plekken waar het aanwezig mocht zijn.


Resumé OM: 170.000 kg
fouten in gewichten: 13.545 kg
resteert: 156.455 kg
af: te veel gewicht vuurpijlen 1.120 kg
resteert 155.335 kg
af foutmarge in aantallen 10%: 15.533 kg
resteert: 39.802 kg
af: diversen PM
af: verpakking, schatting 15% 20.970 kg


resteert: 118.832 kg minus PM


Eindconclusie mbt het telastegelegde "teveel vuurwerk": vrijspraak.





De norm


In de telastelegging wordt uitgegaan van de zogenaamde gevarenklasse van vuurwerk. Eén van de eerste vragen die aan de orde is, is wat in Nederland met betrekking tot de klasse van vuurwerk vóór en op 13 mei 2000 het criterium is geweest dat in milieuvergunningen waaronder die van SE Fireworks werd gehanteerd. Met andere woorden: als in een milieuvergunning vuurwerk van een bepaalde klasse is toegestaan wat wordt daarmee dan eigenlijk bedoeld ?


Wat heeft de aanduiding 1.4 in de milieuvergunning van SE Fireworks betekend

Het Openbaar Ministerie heeft vanaf het begin de toon gezet door er zonder enige reflectie op dit punt vanuit te gaan dat met een klasse-aanduiding die in een vergunning is opgenomen wordt bedoeld vuurwerk dat zich gedraagt zoals vuurwerk in die klasse zich zou moeten gedragen. Vanuit dat - onjuiste - standpunt is het logisch om vanuit de wens om bewijs van strafbare feiten te verzamelen testen te gaan doen om het gedrag van vuurwerk te beoordelen en dan vervolgens uitspraken te laten doen over de klasse van getest vuurwerk.

Hier dient zich natuurlijk direct het eerste grote probleem aan met betrekking tot de positie van een ondernemer als Bakker. Bakker wéét dat de classificatie tot stand komt na testen in China, dat is immers voorschrift en vastgelegd. Maar van de wijze van testen zelf heeft Bakker geen kaas gegeten, zoals niemand in Nederland (in ieder geval tot en met 13 mei 2000).

Wat het Openbaar Ministerie van Bakker verlangt is in feite dat hij moet zien - bij het bezigen, het afsteken van het vuurwerk (daarover straks meer) - dat de wettelijk voorgeschreven testen niet of niet goed zijn uitgevoerd. Dit terwijl TNO in haar rapportage op blz 087 over de klasse 1.4 aangeeft, in geval van calamiteit bij het vuurwerk op de voorgeschreven wijze afgesloten in een dichte doos: allerlei kleine explosies-effecten maar beperkt binnen een straal van 15 meter.

In deze zaak is tot op heden door niemand uitgelegd op welke wijze een bepaald effect in de lucht moet worden vertaald naar het effect van datzelfde stuk vuurwerk wanneer het in een afgesloten - stevige - doos tot ontbranding zou komen, in een testsituatie.

En daar voeg ik dan maar meteen aan toe:
in feite zijn alle deskundigen het erover eens dat in een kleinschalige testsituatie onvoldoende de uitwerking van grote hoeveelheden vuurwerk in opslag kan worden beoordeeld.

Toch zijn de uitkomsten van de testsituatie de voorgeschreven norm: wanneer drie dozen zich bij de test gedragen als 1.4, dan zijn tienduizend dozen bij elkaar ook 1.4, terwijl tevens wordt gesteld dat het gedrag van die grote hoeveelheid best anders kan zijn. Men weet het gewoonweg niet.


En als er dan naar de classificatietesten (verderop) wordt gekeken: het is toch de deskundige de Jong die bij herhaling betoogt dat er in geval van twijfel over de aard van het vuurwerk als 1.1 geclassificeerd dient te worden. Wanneer er dan gesteld wordt dat over het gedrag van opgeslagen vuurwerk in grote hoeveelheden niets of nauwelijks iets bekend is waarom heeft dat gegeven dan niet voldoende twijfel opgeleverd om 1.4 los te laten en over te stappen op 1.1.

Ook voor 13 mei 2000 was dat al de regel: als de uitwerking niet vast staat: 1.1.

De milieuvergunning van SE Fireworks kan ook als volgt gelezen worden:
U wilt vuurwerk opslaan. Als het goed is zijn er van dat vuurwerk 3 dozen in brand gestoken en is er toen niet veel gebeurd.
Dat kan natuurlijk bij meer dozen anders worden, dat weten we helemaal niet. Ondanks het feit dat we daarover niets weten, doet u maar geen 3 maar 10.000 dozen.

En dan nog even een vreemd onderbelicht puntje:
Er zijn deskundigen die van mening zijn dat 1.4 vuurwerk onder omstandigheden (bv opslag in grote hoeveelheden) zelfstandig, dus zonder zwaarder vuurwerk als inleider, massa-explosief kan reageren. (dat gegeven op zich betekent overigens reeds dat het geen 1.4 meer kan zijn, vide de Jong)

De Jong heeft dit als getuige/deskundige ter zitting van de Rechtbank ook verklaard, voor uw Hof krabbelt hij wat terug en maakt hij hier de mening van anderen, bv Merrifield, van en hij is het daar niet mee eens. Maar overeenstemming bestaat wel over het feit dat 1.3 vuurwerk zelfstandig massa-explosief kan reageren.

Maar wat is nu eigenlijk het verschil tussen 1.4 en 1.3; dat is in eerste instantie de uitworp afstand: minder of meer dan 15 meter; in extremo: 14.99 meter is 1.4 en 15.01 meter is 1.3. En kijkt u dan eens naar de testserie in Berlijn en kijkt u naar de gigantische verschillen in door deskundigen waargenomen uitworpafstanden:

blz MB1147: TNO ziet 65 meter
blz MB1989: zelfde test door ogen BAM 20 à 30 meter

blz MB1151: TNO ziet 60 meter
blz MB1991: zelfde test door ogen BAM 20 meter

De Jong vindt het geen probleem, want zo zegt hij, beide instanties zien meer dan 15 meter en dus is het 1.3, of het nu 20 of 60 meter is.

Maar de conclusie moet zijn dat deskundigen totaal verschillend naar afstanden kijken en dat voor de hand ligt dat dat bij kleinere afstanden ook wel zo zal zijn. En dan wordt het voor de één wel 1.4 en voor de ander 1.3.

Nogmaals in extremo gesteld, een verschil in uitworpafstand van 2 cm op een afstand van 15 meter (= 0,06 %) kan het verschil zijn tussen 1.3 en 1.4 en dus tussen, volgens de Jong zelfstandig massa-explosief en niet zelfstandig massa-explosief.

Iedereen die dit hoort zal denken aan een hoog theoretisch gehalte, maar dit is het theoretisch geredeneer zoals dat gehanteerd werd om met het gevaar van vuurwerk om te gaan; niet ik maar deskundigen verzinnen dat vuurwerk dan 16 meter uitstootafstand heeft (1.3) wel en vuurwerk dat 14 meter uitstootafstand heeft (1.4) niet zelfstandig massa-explosief kan reageren !

Dit alles leidt er toe dat in een land als Nederland, waar niet geclassificeerd kon worden alleen maar maatgevend kan zijn de tekst van het label.

Daartoe eerst in het algemeen iets over de indeling in gevarenklassen.
Vuurwerk dat naar Nederland wordt geëxporteerd moet in het land van herkomst zijn geclassificeerd conform de richtlijnen met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen die door de Verenigde Naties tot stand zijn gebracht (hierna: de VN-richtlijnen). De VN-richtlijnen zijn neergelegd in de zogeheten Recommandations on the transport of dangerous goods, met bijlagen, te weten de Model Regulations en het Manual of Tests and Criteria.

Op grond van deze VN-richtlijnen wordt vuurwerk voorafgaand aan het transport geclassificeerd door een daartoe in het land van herkomst bevoegde autoriteit of afzender conform de in het Manual of Tests and Criteria beschreven beproevingsmethoden. Classificatie vindt plaats op grond van de tijdens de beproevingsmethoden geconstateerde explosie-effecten. Vuurwerk valt volgens de Recommendations in de transportgevarenklasse 1 van de gevaarlijke stoffen.

Gevarenklasse 1 is weer onderverdeeld in een zestal subklassen (1.1 tot en met 1.6) die representatief zijn voor een bepaald explosie-effect van genoemde stoffen. Daarnaast wordt met letters achter de subklassen de comptabiliteitsgroep van een stof of voorwerp gegeven ("S of "G). De comptabiliteitsgroep zegt bijvoorbeeld iets over de mate van gevoeligheid of over de aard van de stof. De uiteindelijke verdeling in een gevarensubklasse is mede afhankelijk van de toegepaste transportverpakking. Verandering in het type of de aard van de verpakking kan leiden tot een andere classificatie.

Voor de classificatie van vuurwerk is het onderscheid tussen consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk niet van belang. De classificatie van vuurwerk blijkt uit het label dat conform de VN-richtlijnen in het land van herkomst wordt aangebracht op de transportverpakking van het vuurwerk (de dozen waarin het vuurwerk zich bevindt). Uit dit label blijkt niet of sprake is van consumentenvuurwerk of professioneel vuurwerk.

De voorschriften betreffende de classificatie van gevaarlijke stoffen (waaronder vuurwerk) die in de VN-richtlijnen zijn vervat, liggen ten grondslag aan andere in VN-verband tot standgebrachte richtlijnen, aan internationale verdragen en aan de nationale regelgeving betreffende het vervoer en opslag van vuurwerk. De VN-richtlijnen liggen ook ten grondslag aan de zogenaamde NATO-richtlijnen met betrekking tot de classificatie en opslag van explosieven en munitie voor militaire doeleinden.

Daarnaast liggen de VN-richtlijnen ten grondslag aan de International Maritime Dangerous Goods-Code (de IMDG-Code), die eveneens in VN-verband is vastgesteld. Deze code behelst regels voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen aan boord van zeeschepen. Op grond van deze code dient vuurwerk voorafgaand aan transport aan boord van een zeeschip te zijn geclassificeerd conform de VN-richtlijnen.

Een van de internationale verdragen waaraan de VN-richtlijnen ten grondslag liggen is de Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen langs de weg (ADR). Op grond van dit verdrag mag vuurwerk slechts worden toegelaten tot vervoer over de weg indien het is geclassificeerd conform de testprocedures die zijn beschreven in de VN-richtlijnen.

(Hier was de Staat aan het woord, bijlage C, blz 8 ev vanaf 3.2)

Speciale aandacht verdienen de zinsneden:
De classificatie van vuurwerk blijkt uit het label dat conform de VN-richtlijnen in het land van herkomst wordt aangebracht op de transportverpakking van het vuurwerk

en
Op grond van dit verdrag mag vuurwerk slechts worden toegelaten tot vervoer over de weg indien het is geclassificeerd conform de testprocedures die zijn beschreven in de VN-richtlijnen.

(Nogmaals: dus niet het werkelijke gedrag van het vuurwerk maar het gedrag van 3 dozen in de testsituatie)

Tot nu toe gaat de discussie over de classificatie over de vraag of het vuurwerk dat bij SE Fireworks was opgeslagen te zwaar was en zo ja of Bakker dat wist dan wel had moeten weten (vide Oosting).

De stelling van de verdediging is dat daar iets aan vooraf gaat, namelijk de vraag naar wat in het kader van het opstellen en afgeven van een milieuvergunning wordt bedoeld met de klasse 1.4G en 1.4S.

De stelling van de verdediging is dat daar nu juist niet mee wordt bedoeld de feitelijke aard van het betreffende vuurwerk maar dat iedere redelijke uitleg van de internationale regelgeving (vide hiervoor) met zich meebrengt dat bedoeld wordt: de klasse zoals die door de bevoegde autoriteit aan het vuurwerk is toegekend.

In concreto: als in de milieuvergunning staat 1.4 en het vuurwerk is door de daartoe bevoegde producent gelabeld als 1.4 dan is het 1.4 en dan is aan het vergunningsvoorschrift voldaan.

Hieronder zullen argumenten voor deze visie worden gegeven.


Maar eerst het probleem in de kern.

In het ADR is - internationaal - vastgelegd dat tot aan de eerste ontvanger (zeg in casu maar SE Fireworks) met betrekking tot alle regelgeving en alle handelingen het in het ADR bedoelde etiket beslissend is.

Uiteraard heeft de opsteller van het ADR zich niet bemoeid met hoe het bij de eerste ontvanger zou zijn, het ADR gaat over vervoer van A naar B en niet over de situatie bij B !

De opsteller van het ADR is er uiteraard vanuit gegaan dat de situatie bij B, de eerste ontvanger beheerst zou worden door regels met betrekking tot opslag. Dat is ook gebeurd, echter doordat de ADR-regelgeving van toepassing werd verklaard op de situatie bij opslag.
Dat moet dan echter ook betekenen dat de bepalingen met betrekking tot de "dwingendheid" van het etiket uit het ADR overgeheveld worden naar de opslag.

Nu de regelgeving van het ADR ook wordt toegepast voor opslag dient de bepaling uit het ADR "tot aan eerste ontvanger" middels analogie te worden gelezen als "tot en met opslag".

Dát dit destijds ook de bedoeling is geweest blijkt wel uit het simpele feit dat er niet een andere, separate regelgeving tot stand is gekomen betreffende de opslag van vuurwerk. En als Bakker had moeten weten dat het vuurwerk dat bij hem was opgeslagen massa-explosief was, geldt dat dan niet evenzeer voor de degene die het daar naar toe heeft gebracht ? Ligt die verantwoordelijkheid dan anders ?

De transporteur zal er geen moment bang voor geweest zijn dat Justitie bij hem - als verdachte - zou aankloppen; hij heeft immers 1.4 vervoerd. En dat is ook precies de reden dat Justitie niet bij de transporteur heeft aangeklopt.

Het Openbaar Ministerie heeft in 2000 op dit punt het TNO een tweeledige onderzoeksopdracht gegeven:
Door het uitvoeren van testen van vuurwerk de oorzaak en het verloop van de ramp te achterhalen maar ook bewijs (tegen de directeuren) van strafbare feiten te verzamelen. In die opdracht ligt de gedachte van het OM besloten dat wanneer het vuurwerk zwaarder zou blijken dan op het etiket is aangegeven dat bewijs van overtreding van enig vergunningsvoorschrift zou opleveren. Of die vooronderstelling wel op goede gronden berust is in ieder geval bij het Openbaar Ministerie (en Oosting) nimmer aan de orde geweest.

De Staat stelt dat juist is de stelling dat de overheid gedurende de jaren 1993 tot en met 2000 - evenals de jaren daarvoor - nimmer een adequate test heeft uitgevoerd of doen uitvoeren om de juiste classificatie van het bij SE Fireworks opgeslagen vuurwerk te controleren.

De Staat:
De Staat behoefde echter, zoals voortvloeit uit hetgeen achter 3.3 is opgemerkt en hetgeen achter 6.18 en 6.30 wordt opgemerkt een dergelijke test ook niet te verrichten.

(bijlage C, blz 23 onder 4.34)

Wat er onder 3.3 staat is hiervoor al aangegeven: omdat er volgens de VN-richtlijnen in het land van herkomst wordt geclassificeerd hoeven wij het hier niet te doen.

6.30:
De controle van het opgeslagen vuurwerk omvat ook de controle of de volgens het VN-label aan het vuurwerk toegekende classificatie strookt met de classificatie die het vuurwerk volgens de milieuvergunning mag hebben

(bijlage C, blz 33, 6.30)

en:
Aan alle internationale en nationale regelgeving met betrekking tot vuurwerk ligt het uitgangspunt ten grondslag dat vuurwerk wordt geclassificeerd voorafgaand aan transport in het land van herkomst conform de strenge eisen die daarvoor in VN-verband zijn gesteld. De VN-gevarenclassificatie voor het transport van gevaarlijke stoffen vormt ook het uitgangspunt voor de normen die gelden voor de opslag van vuurwerk.

(bijlage C, blz 30 onder 6.20)

Op 20 juni 2001 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat,
mevrouw T. Netelenbos zich tot bij vuurwerk betrokken instanties gewend met (onder meer) de navolgende tekst (bijlage F):

Met deze brief wil ik U adviseren hoe U moet omgaan met de bevindingen over de mogelijk onjuiste classificatie van vuurwerk.
Tevens wil ik U informeren over de ophanden zijnde nieuwe wettelijke regeling inzake vuurwerk, waar het gaat om handelen en opslag, en het interimbeleid voor het vervoer van vuurwerk.

Achtergrond
Bij de diverse veiligheidsvoorschriften voor vervoer van vuurwerk wordt uitgegaan van een juiste classificatie op grond van de internationale regelgevingen (ADR, RID, ADNR en de International Maritime Dangerous Goods Code). Ook andere (soms lokale) regelingen, bijvoorbeeld op grond van de Wet Milieubeheer, zijn gebaseerd op een juiste classificatie van vuurwerk. Hierbij wordt gedacht aan zaken zoals opslag op havenbedrijven en andere terreinen, activiteiten op emplacementen zoals rangeeractiviteiten, samenstellen van treinen, of het nemen van een ligplaats en het toestaan van bepaalde handelingen, zoals innemen van bunkers. Anderzijds zijn er ook aspecten die meer betrekking op het vervoer zelf hebben. Zo wordt bijvoorbeeld bij de stuwage en segregatie van vuurwerk aan boord van schepen uitgegaan van een juiste classificatie.

noot verdediging: uit het hiervoor vermelde blijkt evident dat een juiste classificatie door de bevoegde autoriteit een internationaal uitgangspunt is waarvan bij veiligheidsvoorschriften wordt uitgegaan. Ook een voorschrift in de milieuvergunning is een veiligheidsvoorschrift als hier bedoeld.


Gebleken is dat bij vuurwerk mogelijke onjuistheden in de classificatie kunnen optreden. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat is op dit moment bezig om in (inter)nationaal verband te komen tot een aanpassing van het classificatiesysteem, met als doel de effectiviteit van controles op de juistheid van de classificaties te verhogen.

noot verdediging: Vanwege de verankering in internationale regelgeving van de juistheid van de door de bevoegde autoriteit aangebrachte classificatie moet zelfs bij twijfel eerst internationaal overeenstemming worden bereikt en kan de nationale regelgeving niet worden aangepast.


Advies
Tijdens vervoer, bij overslag en bij tijdelijke opslag tijdens vervoer en bij andere handelingen met vuurwerk moet rekening gehouden worden met mogelijke onjuiste classificatie. Ik adviseer U daarom om alle vuurwerk, ongeacht de classificatie te behandelen als zijnde van de subklasse 1.1.

Gezien het internationale karakter van het vervoer van vuurwerk ligt het niet in de bedoeling om de vermelde classificatie op vervoersdocumenten daadwerkelijk aan te passen, of bijvoorbeeld de etikettering of het gebruik van verpakkingen te wijzigen.


noot verdediging: Kan het nog duidelijker?
De overheid kan zelfs bij gebleken onjuistheid niet ingrijpen en moet de labeling door de bevoegde autoriteit blijven accepteren; er kan slechts een advies gegeven worden. Wat hier staat is dat wanneer niet de etikettering maar de aard van het vuurwerk maatgevend zou zijn de overheid aanzet tot valsheid in geschrift in de vervoersdocumenten en ook tot gevaarzetting bij het passeren van de grens; immers de overheid gaat zelf uit van 1.1!


Interimbeleid
Daar inzicht in de juiste classificatie van alle vervoerde vuurwerk nog niet is afgerond, wordt met het oog op voorkomen van onveilige situaties bij het wegvervoer een interimbeleid ingevoerd, waarbij voor een aantal nationale aanvullende bepalingen vuurwerk, ongeacht de classificatie, wordt behandeld als zijnde van de subklasse 1.1. Voorts wordt vooruitlopend op het Vuurwerkbesluit een meldingsregeling ingevoerd op grond waarvan inzicht kan worden verkregen in de diverse vervoersstromen in Nederland van vuurwerk en andere ontplofbare stoffen.

Vuurwerkbesluit
Op grond van de Wet milieugevaarlijke stoffen wordt een wettelijke regeling inzake vuurwerk opgesteld. Daarin zullen regels worden gesteld die betrekking hebben op onder meer invoeren, opslaan en uitvoeren van consumentenvuurwerk en professioneel vuurwerk. Ook voor meldingen van het binnen Nederlands grondgebied brengen van vuurwerk, zal dit consequenties hebben.
Door het ministerie van VROM wordt verwacht dat het nieuwe Vuurwerkbesluit deze zomer aan de Raad van State ter advisering zal worden aangeboden zodat het eind dit jaar in werking kan treden.

Na de inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit zal op de importeur de verplichting komen te rusten om zorg te dragen voor een classificatie overeenkomstig de eigenschappen van het vuurwerk. Een op grond hiervan te stellen classificatie zal in dat geval ook voor het verdere vervoer moeten worden aangehouden.

noot verdediging: In het Vuurwerkbesluit wordt maatgevend de aard van het vuurwerk; dat is pas mogelijk na internationale aanpassing. ergo, nu is maatgevend de etikettering. Na de inwerkingtreding wordt de importeur verantwoordelijk voor de aard van het vuurwerk


Getuige Kodde van TNO (ter zitting Rb):
Vanuit de branche hebben wij evenwel nooit expliciet vragen gekregen over het classificeren van evenementenvuurwerk. Hierover heb ik mij niet echt verbaasd, omdat het vuurwerk geclassificeerd wordt geleverd door de producent. In principe is de importeur daar ook niet verantwoordelijk voor.

Uiteraard is de heer Kodde niet degene die bepaalt waar een importeur wel of niet verantwoordelijk voor is maar hij is wel degene die jarenlang gold als de vuurwerkexpert van de bevoegde autoriteit (TNO) en dan met name op het gebied van classificatie. Hij zal zijn mening toch wel ergens vandaan hebben gehaald.

Getuige de Jong van TNO (ter zitting Rb):
Ik verklaar dienaangaande dat het in Nederland ook verplicht is om die classificatie tot aan de eerste ontvanger over te nemen. Daar is het hele ADR-verdrag op gebaseerd.

De getuige ziet het goed, zo is het precies. Wat daar bij hoort is dat de ADR-regels ook op de opslag van toepassing zijn, zie bv voorschrift 13.1.1. Het kan niet anders dan dat hieruit volgt dat ook bij de vermelding van gevarenklasse in de milieuvergunning de classificatie wordt bedoeld zoals die op het label staat.

Een andere benadering leidt tot dezelfde conclusie:
Wanneer tot de eerste ontvanger de verplichting geldt om van het etiket uit te gaan en daar in de milieuvergunning niet meer vanuit moet worden gegaan dan zou er in Nederland toch een praktijk van classificatietesten moeten hebben bestaan om te bezien of de bevoegde autoriteit het wel goed gedaan heeft.

Bovendien:
Wanneer in de milieuvergunning niet wordt gedoeld op de etikettering maar op de ware aard van het vuurwerk dan zou de vaststelling hier moeten zijn dat niet alleen in Enschede maar in heel Nederland op één van de belangrijkste punten uit de milieuvergunningen, de gevarenklasse, nimmer is gecontroleerd en gehandhaafd; dat gelooft toch niemand.


De heer Meijerink (als getuige in de civiele procedure, bijlage G, blz 9 onder 34):

Ik heb me nooit afgevraagd of er in de dozen zat wat er op stond. Na opening was de originele vervoersverpakking niet meer intact en werd het vuurwerk geacht open vuurwerk te zijn.

Deze verklaring geeft in zijn eenvoud aan waarom het etiket en niet de aard van het vuurwerk beslissend is voor de vraag of aan de vergunningsvoorwaarde werd voldaan:
wanneer de dozen niet geopend mogen worden kan ook alleen maar op het etiket gecontroleerd en gehandhaafd worden.
En dat de dozen niet geopend mogen worden is weer een veiligheidsaspect.

Ten Bosch bij politie (G228):
Dus ik heb nooit en ik zal nooit een vuurwerkverpakking in een bunker openmaken bij bedrijven zoals SE Fireworks. De reden is dat wanneer ik dit wel doe vuurwerk van de klasse 1.4 opeens, doordat de verpakking is geopend, in de klasse 1.3 kan komen.

Hij zegt het ook weer in simpele bewoordingen en raakt daardoor de kern:
Het ADR koppelt artikel en verpakking direct aan elkaar: de bevoegde autoriteit in het land van herkomst labelt en het label geldt alleen zolang het artikel zich in de afgesloten originele transportverpakking bevindt. In de regelgeving is besloten dat controle op de aard van het vuurwerk onmogelijk is, maar die controle hoeft ook niet want het label is bindend voor iedereen.

Hetgeen ten Bosch verklaart geeft ook aan dat ook de importeur ervan uit moet gaan dat het label beslissend is; op welke manier zou hij enige verantwoordelijkheid zelfs maar kunnen nemen voor de aard van het artikel als de doos niet open mag.

Voor degene die nu - ten onrechte - opmerkt dat bijvoorbeeld bij het afsteken van vuurwerk gezien kan worden dat de aard ervan anders is dan op het label vermeld is werp ik tegen dat dat nooit de bedoeling van het ADR kan zijn en dat daar de check niet kan liggen: het is namelijk helemaal niet gezegd dat een importeur ook afsteekt, dat kan toevallig het geval zijn. En als het zo is dan kan het slechts een klein gedeelte van het assortiment zijn.

Wel wordt hier in de kern duidelijk waar het hier om gaat en waarom het de overheid is die de aansprakelijkheid ten volle moet dragen: er kán helemaal niet naar de ondernemer worden gewezen die vuurwerk opslaat. Een regelgeving met betrekking tot veiligheid kan helemaal niet afhankelijk zijn van de vraag of de ondernemer wel of niet toevallig enige kennis zou kunnen hebben op grond van bezigen, als de één wel afsteekt en de ander niet.

Als er nu eens brand gesticht was bij BECO (700 ton) in Tilburg of Schuurmans (1500 ton) in Leeuwarden. Deze ondernemers bezigen niet; op welke wijze zou het Openbaar Ministerie dan schuld van de ondernemer aan een massa-explosie willen construeren ? Hoe had die ondernemer dan moeten weten dat zijn spul massa-explosief kon zijn. Er kan toch niet in redelijk worden volgehouden dat de veiligheid inderdaad afhangt van de toevallige omstandigheid of de ondernemer wel of niet zelf vuurwerk afsteekt !

Laat uit dit requisitoir weg het "deskundigheidsverhaal", gebaseerd op het afsteken door Bakker en wat blijft er dan over om zijn schuld aan op te hangen: niets.

De importeur zelf, in casu Bakker, zal toch ook niet hoeven bedenken dat hij - omdat hij een vuurwerkafstekende importeur is - wel zelf naar de classificatie moet kijken terwijl collega-importeurs die niet afsteken dat dan niet kunnen en dus niet hoeven. Nog helemaal daargelaten dat deskundigheid met betrekking tot bezigen iets totaal anders is dan deskundigheid met betrekking tot classificeren. En ook nog daargelaten dat theoretische kennis over het bestaan van gevarenklassen iets heel anders is dan het kunnen "classificeren", zoals ook de brandweerdeskundige Camp bij uw Hof zeer duidelijk aangaf: nooit stilgestaan bij relatie waargenomen effect en gevarenklasse.



Ceelen bij de RC:
Wij gingen uit van de juistheid van de labeling. Ik controleerde in voorkomend geval de labeling op de binnenverpakking en vergeleek die met de buitenverpakking.

Dus niet met het artikel!

Forsman als getuige in de civiele zaak:
Er werd gekeken of de classificatie die op de dozen stond wel was toegelaten.

(Bijlage H, blz 7 onder 23.)

De Bles (Milan) bij RC:
De inhoud van de dozen bekeken wij niet om de classificatie te controleren. Het was niet onze bevoegdheid. Volgens mij was daartoe het Ministerie van Verkeer en Waterstaat bevoegd (ADR!).

Getuige Kapel (ter zitting Rb):
Classificatie is een verhaal van de afzender. Daar moet je op af gaan en daarna houdt het op.

en:
Zoals gezegd bepaalt de afzender van het vuurwerk de classificatie. De ontvanger is niet verantwoordelijk voor de classificatie. Een en ander staat duidelijk vermeld in het Oranje boek. In dat boek staat alleen dat de overheid de classificatie moet bekrachtigen.

Getuige Eckhardt (bij RC):
Volgens de ADR voorschriften geldt voor vervoer tot de eerste ontvanger dat moet worden uitgegaan van de classificatie van de afzender. Wij zijn verplicht om die classificatie tot aan de eerste ontvanger te erkennen. (Daarna is het in Duitsland anders, omdat daar in tegenstelling tot ons land wél separate regels voor opslag bestaan).

De getuige Meijerink (ter zitting Rb):
Desgevraagd verklaar ik dat wij bij onze controle wel eens hebben gekeken naar hetgeen er op de dozen stond vermeld.

Uit deze verklaring blijkt dat gecontroleerd werd of de etikettering in overeenstemming was met de vergunningsvoorschriften.

De getuige Wagenvoort (ter zitting Rb):
Bij niemand is de gedachte opgekomen dat het verkeerd zou kunnen gaan met 1.4 of 1.3 of wat dan ook. Die gedachte heerste er niet, omdat we verder op die classificatie geen enkele invloed hadden.

De getuige Hofmeester (RC):
Ik ging uit van hetgeen op de doos vermeld stond. Ik deed dit omdat volgens mij de afzender verantwoordelijk is voor de labeling.

De getuige Dirkse, TNO, (ter zitting Rb, blz 13):
De opslag geschiedt naar aanleiding van hetgeen de sticker op de doos aangeeft.……….
Op de hierop door de officier van justitie aan mij gestelde vraag, of het dus ook niet uit zou mogen maken of er nu in die container consumenten- dan wel evenementenvuurwerk staat, antwoord ik dat dat klopt, als het zo wordt geformuleerd. Men kijkt naar de classificatie op de doos en niet wat erin zit.

Getuige van der Nat bij de RC:
Het vuurwerk kwam als 1.4 binnen. Van de juistheid daarvan ging ik uit. Ik heb mij daar verder niet zo mee bezig gehouden.
Volgens mij is de aanduiding van de gevarenklasse de verantwoordelijkheid van de afzender.

Van Haveren (RVI) bij RC:
Volgens mij is op grond van internationale afspraken de afzender verantwoordelijk voor een juiste classificatie.

In september 1999 schrijft Strebus (gemeente Enschede) aan Ceelen dat SE Fireworks in de toekomst vuurpijlen van de klasse 1.2 wil opslaan. Ceelen schrijft terug dat deze pijlen van de klasse 1.3 zijn. Dezelfde Ceelen verklaart bij de RC:

Wij waren helemaal niet in staat een oordeel te geven over de classificatie.

Eens te meer wordt hier aangetoond dat het uitsluitend een labelingsverhaal is.

Dan is er die controle van Forsman in juni 1998.

Bakker en Pater zijn net eigenaar en het bedrijf wordt nagelopen.
Er wordt een aantal overtredingen geconstateerd, dit wordt formeel gerapporteerd aan de gemeente en aan het bedrijf en het vertrouwen in Bakker en Pater is kennelijk zo dat men ervan uitgaat (en terecht!) dat de gebreken zullen worden verholpen.

Een van de overtredingen is dat er een label 1.3 op een doos staat.
Dit label moet vervangen worden door een label 1.4.

Het formalistisch karakter van de regelgeving wordt hier wel erg duidelijk: de overtreding kan - volgens de centrale overheid! - worden verholpen door aan de formeel gestelde eis te voldoen: er moet 1.4 op staan. Bij de RC weet Forsman niet meer precies waarom het zo gegaan is maar de brief is zonneklaar: er zit een foutieve sticker op de doos.

Bakker moet verplicht omstickeren naar een lichtere klasse en nu is die lichtere klasse kern van de beschuldiging tegen hem.
Kan het nog zotter?

Opvallend is wel dat tot op de dag van vandaag niemand aan Bakker heeft gevraagd wat hij eigenlijk met deze dozen en labels heeft gedaan; Bakker wist dat omstickeren fout was, er stond immers 1.3 op de doos en dan was het geen 1.4 maar 1.3 en kon het ook geen 1.4 worden. Dus heeft Bakker de dozen per direct verschoten.

De normstelling wordt echter het meest duidelijk geïllustreerd door hetgeen gerelateerd is in een proces-verbaal (MB 0996 en verder) betreffende een transport van vuurwerk op 4 augustus 2000 van München naar TNO in Rijswijk van vuurwerk bestemd voor testen, in opdracht van het Openbaar Ministerie te Almelo.

Het transport vond plaats omdat het resultaat van de testen te Oldebroek volgens het OM was dat "de vlag de lading niet dekte" en er onder de noemer van 1.4 in feite massa-explosief spul aanwezig was. In het betreffende proces-verbaal is te lezen dat het vuurwerk werd gecontroleerd, zelfs in het bijzijn van een Duitse collega-opsporingsambtenaar.

Nu is interessant om te bezien wat de classificatie van dit vuurwerk volgens TNO was. Het gaat om 18 artikelen, waarvan er later 8 stuks 1.3 zijn genoemd, 1 stuk 1.2 en maar liefst 9 stuks 1.1, massa-explosief.

Na controle van dit vuurwerk in München kon het totaalpakket de weg op als zijnde 1.4 want er was voorafgaande aan het transport immers vastgesteld:

De aangeboden stof is tot het vervoer toegelaten volgens de bepalingen van het ADR.
Aard, hoeveelheid, verpakking en etikettering zijn in overeenstemming met het ADR.
Ook de Duitse tekst is veelzeggend: ordnungsgemaess eingestuft ….. und etikketiert.

Op de doos stond:
0336, Vuurwerk, 1.4 G, 43, 133kg ADR.


Zo werkte dat en dat waren de regels, in ieder geval bij het OM, politie, Duitse politie en TNO ook ver na de ramp en na de testen in Oldebroek.





Wat lag er op 13 mei 2000 (en daarvoor) bij SE Fireworks?
Welk vuurwerk is getest?
Hoe zijn de testen gedaan?
Is de voorgeschreven procedure gevolgd?
Waren voorafgaande aan de testen objectieve criteria voorhanden om de testresultaten aan te meten?
Kunnen de uitkomsten van deze testen in strafrechtelijke zin relevant zijn?
Of kunnen er wellicht slechts maatschappelijke lessen uit geleerd worden ?


Een citaat:
De Commissie Oosting heeft zich de vraag gesteld hoe het vuurwerk dat volgens de berekening bij SE Fireworks lag geclassificeerd had moeten zijn. Daartoe is door TNO/NFI na de ramp - in een beperkte serie classificatie-experimenten - in beslag genomen vuurwerk getest dat op transport was naar SE Fireworks en is in beslag genomen vuurwerk getest dat door SE Fireworks aan andere bedrijven is geleverd.
De testen zijn dus niet uitgevoerd met vuurwerk dat zich op de dag van de ramp bij SE Fireworks bevond. Niet vast staat dat hetgeen getest is representatief is voor het vuurwerk dat op 13 mei 2000 bij SE Fireworks lag opgeslagen.

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek heeft de Commissie Oosting geconcludeerd dat - kort gezegd - vermoedelijk meer dan 90% van het vuurwerk dat volgens de berekening van de Commissie Oosting waarschijnlijk (! JPP) bij SE Fireworks aanwezig was op 13 mei 2000 zwaarder geclassificeerd had moeten zijn dan 1.4.

Niet duidelijk is hoe de Commissie Oosting precies tot het percentage van 90% is gekomen. In de onderhavige procedure kan - gelet op het vorenstaande - ook niet als vaststaand worden beschouwd dat 90% van het bij SE Fireworks op 13 mei 2000 opgeslagen vuurwerk zwaarder geclassificeerd had moeten zijn.

Aan het woord was hier de Staat (bijlage C, blz 19, 4.21 en 4.22)

Bij het formuleren van dit standpunt was het de Staat kennelijk nog niet bekend dat een belangrijk deel van het geteste vuurwerk niet aan SE Fireworks gerelateerd kan worden (Red Dragon, daarover later meer).

Overigens zijn uiteraard de standpunten die de Staat en de gemeente Enschede innemen in de civiele procedures en die haaks staan op hetgeen het Openbaar Ministerie in de onderhavige strafzaak naar voren brengt genoegzaam bekend in Enschede en omgeving.
Welke invloed dit heeft op de beeldvorming laat zich raden.


Vuurwerk gebruikt voor classificatietesten in Oldebroek

Op 13 mei 2000 waren er vier containers met vuurwerk op weg naar SE Fireworks.
Deze containers zijn in beslag genomen en uit de inhoud is een selectie gemaakt van te testen artikelen.

Het enige artikel dat in Oldebroek na het testen is geclassificeerd als 1.1 (massa-explosief) is het artikel Red Flower in Centre of Rings 12 inch. Dit artikel is een voor SE Fireworks onbekend artikel; het komt nergens voor, niet op de beslaglijst, niet op enige bestellijst, niet op enige prijslijst, niet op enige pakbon en ook niet op enige factuur. Zowel Bakker als Pater hebben verklaard - vide bv Pater als getuige ter zitting Rb - dat het artikel onbekend was; Pater verklaart de naam voor het eerst ter terechtzitting te hebben gehoord. SE Fireworks heeft dit artikel nooit gevoerd en nooit ingekocht.

Het artikelnummer waaronder dit artikel in de container zou hebben gezeten wordt wel door SE Fireworks gevoerd, doch betreft een geheel ander artikel, de Brocade Crown. Er is met de Red Flower in Centre of Rings iets vreemds aan de hand en in ieder geval kunnen de testresultaten van dit artikel niet gebruikt worden om enige uitspraak te doen over het vuurwerk dat op 13 mei 2000 en daarvoor bij SE Fireworks in opslag lag.

Het Openbaar Ministerie verwijst naar Wagenvoort, daar zou het artikel zijn aangetroffen.
Als bijlage treft U aan een schrijven van Wagenvoort hierover: ook bij hem gaat het om de Brocade Crown, een geheel ander artikel; ook uit de bijgevoegde facturen blijkt dat het betreffende artikel nimmer aan Wagenvoort is geleverd.

(bijlage I)

Dan is er ook nog het concept TNO rapport betreffende de selectie uit de containers van de te testen vuurwerkartikelen (blz 078 ev).
Er worden 7 artikelen genoemd, daarbij niet de Red Flower in centre of rings en evenmin het 12 inch artikel met de naam Brocade Crown en het nummer dat volgens het OM bij de Red Flower in centre of rings hoort. In feite is de herkomst van de geteste Red Flower in centre of rings volkomen onduidelijk.

Opmerkelijk is verder dat juist dit artikel het enige artikel is geweest dat op grond van het testresultaat 1.1. werd genoemd.

Overigens is door de getuige/deskundigen met betrekking tot de test van dit artikel het volgende verklaard:

De Jong van TNO (ter zitting Rb):
Als alleen de definitie zou zijn toegepast op de inhoud van de vier containers, dus dat nagenoeg de gehele hoeveelheid tegelijkertijd gaat, dan zou men de 12 inch bommen Red Peony Shell of Shells en Red Flower in Centre of Ring geen 1.1. vuurwerk hoeven te noemen.
Het vuurwerkartikel Red Peony Shell of Shells is gezien de grote mate van overeenkomst naar analogie getest en geclassificeerd. Een en ander impliceert dat als de Red Flower in Centre of Ring geen 1.1 zou zijn, volgens deze analogie ook de Red Peony Shell of Shells geen 1.1 zou zijn.

Dirkse van TNO (ter zitting Rb):
Wij waren van mening dat het artikel Red Flower In Centre of Ring 1.1 moest zijn.
Ik ben het eens met collega de Jong als hij zegt dat dit artikel volgens de geldende definitie niet, maar op grond van de opgetreden effecten, zoals kratervorming, piekdruk etc. wel als 1.1 geclassificeerd kan worden.

Noot: Let op "kan"!

De Jong (ter zitting Rb):
De definitie alleen biedt dus onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie of iets als massa-explosief dient te worden aangemerkt. De opgetreden effecten dienen te worden meegenomen. De beslissing hiertoe is door ons in de loop van het onderzoek genomen.

In bewijsrechtelijke zin moet worden vastgesteld dat vanwege de onduidelijkheid over de Red Flower in Centre of Ring (niet representatief) en vanwege het ontbreken van een objectief testcriterium in Oldebroek niet van 1.1 is gebleken.

Een testcriterium dat door deskundigen gaandeweg de testprocedure kan worden veranderd juist op grond van de testresultaten is een criterium dat in een strafzaak onbruikbaar is, reeds vanwege het ontberen van enige objectiviteit.

En omdat steeds de zwaarste optie is gekozen.


Vuurwerk gebruikt voor classificatietesten in Berlijn.

Zowel door de Commissie Oosting als door het Openbaar Ministerie is gesteld dat het vuurwerk dat in Berlijn is getest vuurwerk van SE Fireworks is geweest. Het zou gaan om vuurwerk uit containers op weg naar SE Fireworks, vuurwerk afkomstig van afnemers van SE Fireworks en vuurwerk afkomstig van producenten van SE Fireworks (en dus vergelijkbaar)

In een zeer kort zinnetje op blz M0306 is te lezen dat er vuurwerk is getest dat niet afkomstig is van een producent van SE Fireworks, maar dat gewoon op de Duitse vuurwerkmarkt is gekocht en dat is geproduceerd door een fabrikant waar SE Fireworks nooit vuurwerk van heeft betrokken (Red Dragon).

Opmerkelijk is - ivm de onduidelijke herkomst van de vuurwerkartikelen - de verklaring van getuige de Jong ter zitting:

Maar bij de dozen die wij gezien hebben, daar liggen de voorwerpen tegen elkaar aan ….

Bij SE Fireworks lagen de voorwerpen in de dozen nimmer tegen elkaar aan!

Er is derhalve vuurwerk getest dat geen andere relatie had met SE Fireworks dan dat het vuurwerk was. De resultaten van testen met dit vuurwerk zijn zowel door de Commissie Oosting als door het Openbaar Ministerie gebruikt om aan te tonen dat er bij SE Fireworks massa-explosief materiaal heeft gelegen.

Het Openbaar Ministerie stelt dat het in verband met de vergelijkbaarheid van belang was dat het te verzamelen vuurwerk daadwerkelijk afkomstig was van SE Fireworks vof. Van deze uitgangspunten is eenmaal, noodgedwongen, afgeweken.

Red Dragon, zie hierna.
Maar dit probleem wordt soepeltjes opgelost door de artikelen chemisch te analyseren en vervolgens te vergelijken.
Kennelijk is dit fenomeen niet aan de classificerende deskundigen kenbaar gemaakt, zij zijn in de waan gelaten dat het vuurwerk dat zij aan het testen waren van SE Fireworks afkomstig was. Uit de testen in Berlijn blijkt dat - op één na - alle artikelen die zowel door TNO als het BAM na het testen 1.1 zijn genoemd afkomstig waren juist uit die ene fabriek, Red Dragon, die nooit aan SE Fireworks heeft geleverd.

Vide blz M0305 en M0306

Uit de verklaring van de Jong kan echter zonder veel moeite worden afgeleid dat het gehele fenomeen bureauclassificatie in een strafzaak niet kan worden toegepast.

De Jong over de constatering dat de Brocade Crown tegen de verwachting in niet als
1.1 kon worden ingedeeld:

Dit is een opmerkelijke uitkomst. Er zijn echter dingen die wij niet begrijpen. Waarom het ene artikel als 1.1 reageert en het andere klaarblijkelijk niet. Er zullen bv 12 inch of 300 mm kogelbommen zijn, die wel massa-explosief zijn, en er zullen andere zijn, die dat weer niet zijn. Dat geldt overigens ook voor 200 mm en 250 mm natuurlijk, in gelijke mate.

Wanneer je dit soort verschillen - nog - niet kunt begrijpen kun je ook niet met terugwerkende kracht allerlei uitspraken doen - met kracht van bewijs! - over artikelen die er niet meer zijn.

Dat die bureauclassificatie buiten een strafzaak zou moeten blijven geeft ook Hofmeester bij de RC aan: Ik ben het met U eens dat de bureauclassificatie van de door mij geproduceerde en door mijzelf gebruikte goederen geen goede wijze van classificeren is.

Omdat ik Boy Kodde en Ed de Jong persoonlijk ken had ik een goede entree bij TNO. Ik weet niet of anderen net zo gemakkelijk een bureauclassificatie zouden kunnen krijgen.

Ook duidelijk - op dit punt - is Dirkse (TNO) ter zitting, als het gaat om classificatie op basis van overeenkomsten van massa-explosieve stoffen:

Een aantal artikelen zal wellicht niet voldoen aan die methode.

Vraag in strafzaken: welke artikelen?

en:
Over kaliumperchloraat: gezien het gedrag van dat pyro-technisch mengsel gaan we er vanuit dat dat hetzelfde reageert. We hebben dat echter nooit proefondervindelijk vastgesteld.

Dit kaliumperchloraat wordt nu juist in verband met massa-explosiviteit gebracht.

en:
Als we bv volgende week een artikel binnen krijgen gaan we altijd testen. We gaan niet analyseren, maar testen.

Waarom dure testen als het met de analyse ook zou kunnen; in ons land kan dat nog helemaal niet bij gebreke van voldoende ervaring en deskundigheid.

Maar ondanks dat er altijd getest moet worden stelt Dirkse ook:
Wij zijn van mening dat een hoeveelheid kaliumperchloraat (een van de knallende componenten) van 400 gram hetzelfde effect oplevert als 2400 gram, ook al is dat niet getest.

Misschien dat Forsman dit goed begrijpt en daarom verklaart (RC):
Het klopt dat je zonder test geen feitelijke uitspraak kunt doen over de classificatie. Je kunt dan alleen zeggen dat het uit veiligheidsoverweging ingedeeld moet worden bij de klasse 1.1.

Dit de man die leiding geeft aan de door de centrale overheid ingesteld adviesinstantie met betrekking tot de opslag van vuurwerk.

Het artikel dat overblijft (testserie 7) is een artikel dat in beslag is genomen bij de vuurwerkhandelaar JACO in Ede; op de beslaglijst (MB0843) is opgemerkt dat dit vuurwerk zich niet meer in de originele verpakking bevond.

De Jong, ter zitting Rb over deze test:
Of dit vuurwerk zich in de originele verpakking bevond, weet ik niet zeker. Het leek er wel op, maar het is pure speculatie van mij.

Let U op:
deze deskundige speculeert over de verpakking; maar deze deskundige zegt ook: de analogiemethode kan bij de classificatiebeoordeling alleen maar op betrouwbare wijze worden toegepast, als de verpakking bekend is, Bovendien is het de Jong niet opgevallen dat de verpakking die door Jaco was gebruikt dateert uit het jaar 1995, hetgeen betekent - gezien de omloopsnelheid van vuurwerk - een zeer oude doos.

Dirkse ter zitting Rb:
Wij gingen er als onderzoekers bij de test uiteraard wel vanuit, dat het vuurwerk mogelijk bij SE Fireworks aanwezig zou zijn geweest. Dat lijkt mij ook logisch want je gaat toch geen artikelen testen die daar niet geweest zijn.


Nog meer over de testen:

De stelling van de verdediging moge duidelijk zijn:
TNO is bij het uitvoeren van de testen volgens opdracht bezig geweest een verklaring voor de ramp te vinden en heeft daarbij vanuit veiligheidsoptiek geclassificeerd; de strafvorderlijke kant is geheel uit het oog verloren, zelfs zonder dat de deskundigen dit hebben beseft.

Het Openbaar Ministerie begrijpt het niet, blijkt uit de vraagstelling aan Bakker ter zitting Rb van 5 maart 2002. Gevraagd werd door de Officier van Justitie hoe Bakker kan zeggen dat volgens hem massa-explosief vuurwerk niet bestaat terwijl hij tevens stelt dat een shell buiten de doos van de gevarenklasse 1.1 is. Iedereen die zich een beetje in de materie heeft verdiept weet dat hier nu juist aan de orde is de tegenstelling tussen een - na testen - vastgestelde feitelijke aard en de veiligheidsindeling.

Daarnaast blijkt uit hetgeen is geschied, de wijze waarop e.e.a. is geschied en uit hetgeen daarover is verklaard dat het met het classificeren van vuurwerk behelpen is en dat het hele gebeuren - althans in Nederland - in de kinderschoenen staat. Op zich is dat niet zo vreemd omdat Nederland nauwelijks vuurwerk produceert en er - gezien de internationale regelgeving die inhoudt dat de bevoegde autoriteit in het land van herkomst classificeert - tot voor kort geen behoefte bestond aan classificatietesten.

Een bloemlezing uit de verklaringen van deskundigen:

De Jong Rb:
We zijn begonnen met de 6a test. De gegevens die daaruit voortkwamen waren gewoon voor meerdere uitleg vatbaar. Toen heb ik naar buitenlandse collega's een e-mail gestuurd, wat vinden jullie er nu van als je die gegevens ziet. Daar kwamen ook tegenstrijdige verklaringen uit, reden waarom we hebben besloten om verder te gaan met de 6b test.

en:
Zoals gezegd gaat het bij de VN-testen om aanbevelingen. Daar kan van worden afgeweken
(zie brief OvJ!!)

en:
De testmethodiek komt uit militaire hoek. Bij een massa-explosie is sprake van een hele snelle reactie die zich binnen miljoensten van seconden afspeelt. Het vuurwerk is bedoeld om te fragmenteren, dat is een explosieve verbranding, en de reactiesnelheid daarbij is in de orde van mini-seconden.

Vanwege het grote verschil in tijdschaal, krijg je ook heel andere verschijnselen in de test, bv dat artikelen de gelegenheid krijgen om weggeslingerd te worden voordat ze reageren. De definitie alleen biedt dus onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie of iets als massa-explosief dient te worden aangemerkt. De opgetreden effecten dienen daarbij te worden meegenomen. De beslissing daartoe is door ons in de loop van het onderzoek genomen.

Tijdens het onderhavige onderzoek hebben wij in een bepaald geval, waarin slechts de helft van het geteste vuurwerk ontplofte, op grond van de opgetreden effecten, besloten toch te concluderen tot massa-explosief. Deze conclusie zou op basis van de geldende definitie niet mogelijk zijn geweest. (dit gegeven is ook later met medewerkers van de Commissie Oosting besproken. Tijdens een door mij gehouden presentatie heb ik mijn bevindingen medegedeeld).

Maar Dirkse (ter zitting Rb):
Als De Jong over de testen in Oldebroek heeft verklaard dat bij de enkele hantering van de VN-definitie van massa-explosief, zoals die oorspronkelijk luidde, dus "nagenoeg gelijktijdig exploderen", er uit de testen geen 1.1 vuurwerk tevoorschijn zou zijn gekomen, dan kan ik ook die stelling niet onderschrijven.

Let op de formulering: "zoals die oorspronkelijk luidde"

Dirkse ter zitting Rb:
Als 6 stuks hebben gereageerd, waarvan 3 stuks nagenoeg tegelijkertijd, dan is het zo dat slechts 3 stuks aan dat criterium hebben voldaan. Er staat echter niet dat die andere 3 stuks niet aan het criterium hebben voldaan.

Van belang is dus ook wat er niet staat.

Eckhardt (BAM) bij RC:
Er is in internationaal verband gediscussieerd over de interpretatie van de woorden "nagenoeg gelijktijdig" of de Engelse taal "practically instantaniously". De uitkomst daarvan is geweest dat er consensus was dat in sommige gevallen van nagenoeg gelijktijdig reageren sprake is wanneer de helft van de geteste hoeveelheid gelijktijdig of vrijwel gelijktijdig reageert.

Wat hij hier zegt is dat onder het begrip vrijwel de gehele inhoud (want dat begrip staat in de definitie) ook kan worden verstaan de helft van de gehele inhoud.

Welke dan die sommige gevallen zijn waar Eckhardt op doelt is niet duidelijk laat staan dat duidelijk is dat de onderhavige gevallen daarmee worden bedoeld.

En, aan het slot van zijn verhoor, wordt deze uitlating door Eckhardt op een vraag van Bakker meer dan genuanceerd:

Ik merk hierbij op dat, voor zover ik weet, deze discussie betrekking had op militaire munitie. Met betrekking tot vuurwerk is een dergelijke discussie mij niet bekend.

De getuige Kodde (ter zitting Rb):
Dit is namelijk de eeuwige discussie die wordt gevoerd. Het deel wat weggeslingerd is zou toch meegegaan kunnen zijn in de explosie; dit is echter een hypothese.


Over het graven van een kuil

Het gaat hier om:
a. een kuil graven, maar ook om
b. hoe lichtvaardig er vanuit strafvorderlijke optiek is gewerkt

Nog afgezien van het feit dat op eigen houtje om onbegrijpelijke redenen is afgeweken van het testprotocol is misleidend dat bij het vermelden van de resultaten het graven van het gat wordt verhuld en dat kennelijk de diepte mede redengevend wordt genoemd voor de massa-explosiviteit:

Er was een krater ontstaan van 4.5 m breed en 1.5 m diep.
Hoe kan hier niet de suggestie van uitgaan dat het vuurwerk 1.50 m de grond is ingegaan?
Vooral als de Jong daar ter zitting aan toevoegt:

Het vuurwerk heeft een krater gemaakt met een diepte van 1.5 m en een diameter van 4.5 m. Hoe je het ook wendt of keert.

Maar het gat is gegraven tot 1.7 m, en weer dichtgegooid. Dat zand zal omhoog gegooid zijn maar dan is toch een geheel andere 1.5 m dan wanneer het vuurwerk door de getuigenplaat heen een krater 1.5 m diep de grond in slaat. Dat kan zelfs nooit zegt dezelfde de Jong. Daar zit dus het eminente verschil, wanneer je over een krater van 1.5 m praat zonder het gegraven gat duidelijk te vermelden.

De Jong (Rb):
Het initiatief om bij de test een kuil te graven en daarin het vuurwerk te deponeren heb ik genomen. Dozen hadden we simpelweg niet.
Ingevolge de aanbevelingen van de VN dient het te testen vuurwerk op de grond te worden gelegd. Wij hebben echter voor een pragmatische aanpak gekozen door een kuil te graven.

en:
De constatering van de verdediging dat hierdoor is afgeweken van de aanbevelingen is juist.
Het maakt naar mijn mening niet zo heel veel uit, of het vuurwerk wordt gedeponeerd in een kuil dan wel of het op een stalen plaat op de grond wordt gelegd, waarna het wordt opgesloten met dozen zand.
Onderzoek hierna is echter, voor zover ik weet, nooit gedaan.

en:
Als je vuurwerk, ook slagbommen, gewoon op een plaat op het aardoppervlak legt, daar dozen omheen doet en vervolgens afsteekt krijg je nooit een krater.


Zo ook Dirkse ter zitting Rb op dit punt.

Eerst zegt hij:
In een kuil ligt het vuurwerk namelijk ook op de grond.

Maar direct daarna:
Ik ga in dit verband niet in op de stelling van collega de Jong die mij thans door de verdediging wordt voorgehouden, dat je nooit een krater krijgt als je het vuurwerk op een stalen plaat op de grond legt. (Om dan toch de stelling niet te onderschrijven).

Op de grond is dan weer op de grond en kennelijk niet in een kuil.

De maker van de bepaling dat aan alle zijde minimaal een meter opsluitmateriaal moet staan zal niet vanuit een kuilsituatie hebben gedacht.

De Jong geeft hier zelf aan waar de zaak mis gaat:
Hij gebruikt het ontstaan van een krater als (mede)redengevend voor massa-explosiviteit, stelt tegelijkertijd dat bij vuurwerk op maaiveld er nooit een krater kan ontstaan maar zegt dan ook nog dat het niet heel veel verschil maakt of je een kuil graaft of niet.

En nog schimmiger wordt het als we de verklaring van de getuige Eckhardt van het BAM bij de RC erbij nemen:

Als U mij vraagt of voor indeling in de klasse 1.1 er bij de test een krater moet ontstaan dan antwoord ik U daarop dat dit in principe het geval moet zijn.

Consequent is de Jong wel:
We hebben afgeweken van de aanbevelingen. Ik heb daartoe besloten omdat ik als bevoegde autoriteit ervan overtuigd ben dat hetzelfde resultaat wordt verkregen. (maar nogmaals: niet gebaseerd op enig onderzoek!).

Maar: Dirkse ter zitting Rb:
Hiermee (kuil graven) is niet afgeweken van de UN-richtlijn.

en:
Ik onderschrijf niet de stelling van de Jong dat je nooit een krater krijgt als je vuurwerk op een stalen plaat op de grond legt.

Eckhardt (BAM) bij RC:
Indien vuurwerk van de klasse 1.1 wordt getest in een kuil of op maaiveldhoogte omringd door dozen zand dan zal in beide gevallen kratervorming optreden.

Maar Eckhardt verklaart ook:
Naar mijn mening heeft de keus voor een van beide wijzen van opsluiting geen bepalende invloed op de uitkomsten van deze test.
Mijn mening is niet gebaseerd op proeven die ik zelf heb gedaan.………………
Ik kan dit dus niet met zekerheid zeggen.

Wat zegt dit over de deskundigheid van de Jong die kratervorming juist uitsluit als het vuurwerk op de grond wordt gelegd.

En hoe is te verklaren dat hij ook wel weet:
Het gebruik van dozen bij de uitvoering van de test is aangegeven in de VN-aanbevelingen. Ik neem aan dat dit is gedaan om zoveel mogelijk de omstandigheden tijdens het transport en opslag na te bootsen.

Juist, en dat nabootsen doe je juist niet door het in de grond te stoppen.
En als er dan een kuil gegraven is en het vuurwerk is ontploft welke criteria spelen dan onder meer een rol? Mag men daar in een zaak als deze eenduidigheid verwachten (retorisch)?

De Jong (ter zitting Rb)):
De diameter van de krater is meer bepalend dan de diepte van de krater.

Dirkse (ter zitting Rb):
De aspecten diepte en diameter van de krater zijn beide van belang bij de classificatiebepaling.
Als collega De Jong in dit verband heeft gezegd dat het alleen om de diameter van de krater zou gaan, dan onderschrijf ik dat niet.

en getuige Eckhardt (BAM) bij RC:
Als de controleplaat niet is weggeslingerd, maar zich duidelijk dieper bevindt dan oorspronkelijk het geval was, dan is er sprake van kratervorming.

Tot slot de getuige Merrifield bij de RC, over kuil en maaiveld:
Ik kan U niet zeggen of de wijze van opsluiting wezenlijk verschil maakt voor de uitkomst van de test.


En nog meer over de testen:

De Jong (Rb):
Omdat de testserie oorspronkelijk is geschreven voor munitie, liepen wij bij onze testen, waar het dus geen munitie maar vuurwerk betrof, tegen problemen aan. Om die reden hebben wij de testen ook aangepast.

Het eenduidig kunnen vaststellen wat wel en wat niet massa-explosief is, is moeilijk gebleken. Desgevraagd verklaar ik dat ik voor dit onderzoek niet eerder op grootschalige wijze classificatietesten van vuurwerk heb gedaan. Collega's van mij hebben dat op heel kleine schaal wel gedaan. daarbij werd dan één voorwerp of zo getest, en altijd alleen maar in de 6c test.

Ook hieruit blijkt dat in Nederland de norm is voor opslag: het etiket van de bevoegde autoriteit. Hoe kan het anders dat er in feite - want dat staat hier - nog nimmer vuurwerk op 1.1 is getest.

De Jong verklaart hier in feite dat hij nog niet eerder heeft geclassificeerd.

Ter zitting van uw Hof heeft de Jong verklaard dat hij voor 13 mei 2000 zich niet of nauwelijks met vuurwerk heeft bezig gehouden.

Ik mag ook verwijzen naar het verloop van de UN-vergadering in Geneve in december 2000. Het probleem classificatie lag daar boven op tafel, vooral ook uiteraard vanwege Enschede/China. Het is toch te gênant voor woorden dat de Nederlandse classificatiedeskundige tot de navolgende beschrijving van de gebeurtenissen moet komen:

Men (de Chinezen) wilde wel meewerken aan internationale harmonisatie van de vuurwerkrichtlijnen met betrekking tot transport. Althans die indruk werd bij mij gewekt. De Chinezen hebben achteraf waarschijnlijk een andere classificatie bedoeld als waar ik over heb gesproken. Ik heb gesproken over de transportclassificatie, terwijl de Chinezen waarschijnlijk over de algemene kwaliteit van vuurwerk hebben gesproken.

De onervarenheid van de Jong mag ook een rol spelen als Kodde verklaart dat de vaststelling massa-explosief:

afhankelijk is van het feit, hoe de experts de betreffende test beleven.

Maar dan is ervaring een voorwaarde, zeker met de belangen die in deze zaak aan de orde zijn. En hier is, juist vanwege de specifieke eigenschappen van vuurwerk specialistische kennis van het gedrag van vuurwerk vereist en niet ervaring met classificatie van munitie, springstoffen en dergelijke. Maar, in Nederland hebben we die jarenlange ervaring niet in huis. Dat hoefde ook niet want er is al geclassificeerd als het vuurwerk hier binnenkomt. En die classificatie moeten we overnemen. Waar zou de Jong zijn benodigde jarenlange ervaring hebben moeten opdoen?


Onduidelijkheid met betrekking tot de te hanteren criteria

Indien alle verklaringen van de deskundigen en anderen systematisch met elkaar worden vergeleken dan is er een grote dikke rode draad te ontdekken. Die draad is, grof gezegd, dat het classificeren van vuurwerk, in ieder geval in Nederland, in de kinderschoenen staat en dat er in wezen in het onderzoek Enschede geëxperimenteerd is door mensen die misschien wel de meest deskundige zijn maar daarmee nog niet deskundig en die geen enkele relevante praktijkervaring met classificeren hadden doen ze aan dit onderzoek begonnen.

De Jong verklaart zoals gezegd zelf dat dit zijn eerste classificatie-onderzoek van enige betekenis is en Dirkse geeft eigenlijk een brevet van onvoldoende classificatiedeskundigheid op het gebied van vuurwerk af door te verklaren dat hij behoudens de Chinese rol geen evenementenvuurwerk kent van de klasse 1.4.

Verder lopen er bij het classificeren als 1.1 twee zaken geheel door elkaar heen.

Een citaat van Dirkse (Rb):
Ik antwoord hierop dat door ons wordt gekeken naar alle effecten die optreden. Het artikel was op grond daarvan geen 1.3 dus werd het geclassificeerd als 1.1. Ik weet niet, zoals mij hierop in dit verband door de verdediging wordt gevraagd of er 1.1 artikelen zijn die niet massa-explosief zijn.

Er zijn derhalve 2 wegen die naar een classificatie 1.1 leiden:
1. het artikel is massa-explosief
2. het artikel is geen 1.4, 1.3 of 1.2 dus is het 1.1

De indeling in 1.1 zonder massa-explosiviteit wordt ook bedoeld door Dirkse, waar hij zegt:
Zoals ik hiervoor reeds opmerkte, is het probleem dat je bij het testen van vuurwerk een grijs gebied hebt.

en:
In dat grijze gebied kan dus vuurwerk zitten dat gedeeltelijk niet massa-explosief is, maar dat geen 1.4 consumentenvuurwerk kan zijn, omdat dat vuurwerk andere effecten heeft.

en:
Een en ander impliceert dat vuurwerk dat als 1.1 wordt geclassificeerd, dus in bedoeld grijs gebied kan vallen, welk vuurwerk in de kern niet massa-explosief is, maar het is ook zo dat vuurwerk dat in dat grijze gebied valt geen 1.4, 1.3 of 1.2 kan zijn.

Het is uiteraard deze problematiek die er toe heeft geleid dat vuurwerk waarvan de classificatie niet bekend is wordt geclassificeerd als 1.1. Dat levert dan nog een derde weg op naar 1.1, namelijk als enige wetenschap ontbreekt.

Dat het in strafvorderlijke zin volkomen mis is gegaan blijkt wel uit de redenering die is neergelegd op blz 20 van het TNO-rapport deel 3, en waarover getuige de Jong op de zitting heeft verklaard. In het kort gezegd is de redenering dat wanneer de klasse niet bekend is dat uit veiligheidsoverwegingen de klasse 1.1 hanteert. Prima, als het om veiligheid gaat. Maar hier ging het niet om veiligheid maar om het verzamelen van bewijs; en dan wordt het een geheel ander verhaal. Op grond van dezelfde redenering is echter gezegd, we weten niet wat er lag dus nu hebben we bewijs dat er 1.1 lag.

De Jong (Rb):
Het komt er op neer dat als je iets niet weet dan noem je het 1.1
Die methode is gebruikt om de classificatie vast te stellen van spul dat bij SE Fireworks heeft gelegen.

Dirkse (Rb):
met andere woorden: als er niet genoeg informatie is wordt het 1.1

De Jong (Rb):
Desgevraagd verklaar ik dat het puur feitelijk testen van een voorraad vuurwerk tot een andere uitkomst zou kunnen leiden.

De getuige Merrifield schijnt zich bij de RC van de problematiek - veiligheid versus bewijs - meer bewust te zijn:

Of een indeling in de klasse 1.1 dient te volgen wanneer het geteste vuurwerk niet nagenoeg tegelijkertijd detoneert maar waar wel deformatie van de getuigenplaat is opgetreden en een krater is geslagen in de grond kan ik U niet met zekerheid zeggen, omdat ik niet kan vaststellen hoeveel tijd en tussen de ontbranding van de verschillende vuurwerkartikelen zit. Gelet op de geconstateerde effecten zou ik
veiligheidshalve een indeling adviseren in 1.1. Ook dit is echter een kwestie van interpretatie. Ik sluit niet uit dat iemand anders tot een andere conclusie komt.

De Voorzitter van de Raad van State heeft in een procedure betreffende deze problematiek de veiligheidsredenering terecht niet als bewijsconstructie geaccepteerd (bijlage J)

De Voorzitter overweegt:
Het geschil gaat over de opslag van 250 kg vuurwerk: de klasse van dit vuurwerk kan volgens verweerders (Burgemeester en Wethouders van Ede) niet meer worden beoordeeld. Mede gelet daarop is de door verweerders gestelde overtreding van de milieuvergunningen door de opslag van vuurwerk in de klasse 1.1 niet aangetoond.

Dus de veiligheidsredenering "we weten het niet dus 1.1" kan niet tot bewijs van de feitelijke aard van het vuurwerk leiden.


De testen per stuk

nr. 2
TNO is uitgegaan van 1 voorwerp per doos terwijl de Duitsers uitgaan van 2 voorwerpen per doos (??)
Wat zat er dan in de doos?


De Jong (Rb):
De conclusie van testnummer 2 is gebaseerd op de waarnemingen van 3 verschillende voorwerpen. Aldus is afgeweken van de VN-aanbevelingen.

nr. 3

De Jong (Rb):
Bij testnummer 3 is geconcludeerd tot 1.3 op grond van de verwachting van de afstand waarover brandende delen in een external fire test zouden worden uitgeworpen. Dat is dus geen verwachting op grond van analogie.…….
Je kunt op grond van die aanwijzingen bij elkaar wel overgaan tot indeling in 1.3.

Dit is dus op grond van een verwachting!

maar: ik weet dat collega Kodde een andere mening is toegedaan.

Deskundigen verschillen van mening, maar vervolgens is het geen probleem de voor de verdachte ongunstige optie als bewijs aan te merken.

nr. 7

Is hiervoor al behandeld.

nr. 8 en 9

definitie verlaten

nr. 14

classificering net als nr. 3, op basis van een verwachting, kan niet, zie Kodde.

nr. 16

verschillende voorwerpen tegelijkertijd getest
De Jong (Rb):
Ook hier is afgeweken van het VN-protocol.

nr. 17

de Jong (Rb):
niet volgens de geldende definitie.

nr. 18

Net als bij 16 verschillende voorwerpen door elkaar.

de Jong (Rb):
afgeweken van het VN-protocol.

Met betrekking tot de testen 16 en 18 geeft de Jong in zijn verklaring in feite precies aan waar dit onderzoek aan mank gaat, nl. de dubbele opdracht van het OM.

De Jong:
bij testnummer 18 zijn evenals bij testnummer 16 verschillende voorwerpen getest (hetgeen dus in strijd is met het protocol!) om invulling te geven aan de tweede doelstelling van de opdracht, namelijk hoe gedragen voorwerpen zich in combinatie met voorwerpen die eerder al als 1.1 waren geclassificeerd?

Dit onderzoek komt in het VN-protocol in het geheel niet voor.
Er is niets mis mee om dit onderzoek te doen als wetenschapper op zoek naar verklaringen.
Wat wel zeer ernstig mis is, is om vervolgens de resultaten van dit van het protocol afwijkende onderzoek in een strafzaak als bewijs te presenteren.

Het gehele onderzoek van TNO gaat hieraan mank, zoals ook al in een eerder voorbeeld (we weten het niet dus is het 1.1) is aangetoond.
Overigens is wat de Jong naar aanleiding van de testen 16 en 18 ook om een andere reden veelzeggend:

Hij stelt dat hier voor het eerst is beproefd en aangetoond dat vuurwerk van 1.1 met 1.3 in totaal als 1.1 kan reageren (de zogenaamde les van Culemborg van 11 jaar geleden). Er bestond dus inderdaad totaal geen interesse voor het gedrag van vuurwerk in opslag.

Andere punten:
Het classificeren naar analogie is ook zeer ruimhartig geschied. Zo is er de test van de Crackling Tail, met twee verschillende artikelen. Het gat in het perforatiescherm dat veroorzaakt is door 1 artikel is genoeg om meteen maar beide artikelen als 1.2 te classificeren. Je koopt bij twee verschillende slagers een broodje tartaar, je eet ze allebei tegelijk op en vervolgens ben je ziek: conclusie: beide broodjes waren bedorven.

Bij de test van de Chrysanthemum is er een artikel bijgestopt waar de samenstelling niet van bekend was; ondanks dat zijn er vergelijkende uitspraken gedaan. Wat de Jong hierover verklaard heeft ter zitting is nauwelijks te volgen:

De gegevens van de Red Chrysanthemum vormen in principe dus een onbekende factor.
In de test traden echter zowel rode, groene als blauwe effecten op. Op de videobeelden is dat ook te zien. Deze effecten hebben in dezelfde mate bijgedragen. Er was sprake van een grote overeenkomst tussen de voorwerpen groen en blauw. Het is juist dat de blauwe bij de test niet apart is waargenomen. Op de video is blauw niet apart zichtbaar, maar dat wil niet zeggen dat dat artikel niet gereageerd heeft, want er is niets teruggevonden.

Let U goed op:
het gaat hier om de 6c test, die bedoeld is om te zien hoe een artikel reageert (uitworp, perforatie etc); hier wordt een foute test, met een onbekend voorwerp rechtgepraat met: het maakt niet uit, want het artikel heeft gereageerd.
Alsof niet ieder vuurwerkartikel in op vuur (6c test) zal reageren.


En dan is er nog de verpakking:

Classificatie en verpakking


Oudendag, bij RC:
Bij classificatie is de verpakking van wezenlijk belang.

Eckhardt:
Het is juist dat de verpakking van het vuurwerk in principe betekenis heeft voor de classificatie.
Het maakt zonder twijfel verschil of de artikelen in de doos van elkaar gescheiden zijn door stroken karton.

Dirkse:
…. verklaar ik dat de verpakking inderdaad van invloed is. We gaan ervan uit dat de verpakking van die artikelen overeenkomstig is. Onze uitspraken hebben altijd betrekking op geteste artikelen die op dezelfde wijze zijn verpakt.

Getuige Kodde (ter zitting Rb):
Voorwaarde hierbij (bureauclassificatie) is wel dat je die andere verpakking moet hebben gezien. Die andere verpakking moet dus bekend zijn. Als dat niet het geval is kan ik alleen datgene classificeren waar ik ook daadwerkelijk op heb geclassificeerd (hij bedoelt hier: getest). Ik kan geen uitspraken doen over die andere, onbekende, verpakking.

en:
Formeel gezien kun je onverpakt vuurwerk niet classificeren.

en:
Het is inderdaad juist, zoals U mij vraagt, dat vuurpijlen, afhankelijk van hun verpakking een classificatie van 1.1 of 1.4 kunnen krijgen.

De Jong (ter zitting):
De analogie methode kan bij de classificatiebeoordeling van vuurwerk alleen maar op betrouwbare wijze worden toegepast als de verpakking bekend is.

Wat betekent dan de verklaring van Dirkse ter zitting:
Bij de testen is wel naar de verpakking van de artikelen gekeken. De vraag of die verpakking op de originele verpakking lijkt is niet echt (zeg maar echt niet) aan de orde geweest, althans wij weten niet hoe de originele verpakking eruit ziet.

Forsman (Milan) bij RC:
Een testresultaat heeft alleen betrekking op dat stuk vuurwerk in die verpakking of in een identieke verpakking. Het zegt niets over de classificatie van datzelfde stuk vuurwerk in een andere verpakking.

Conclusie:
De conclusie moet zijn dat de strafvorderlijke kwaliteit van de testen dermate slecht is dat de resultaten van de testen op geen enkele wijze voor het bewijs gebruikt kunnen worden. Dat de testen wellicht vanuit veiligheidsaspect bruikbaar zijn voor de toekomst is iets anders: dat komt vooral door de veiligheidsredenering: als we het niet weten 1.1; maar juist vanwege die redenering kunnen de testresultaten tot voor het bewijs in een strafzaak worden gebezigd.





Wetenschap over classificatie


Hier is aan de orde de vraag of, wanneer uw Hof van oordeel is dat er bij SE Fireworks op de te laste gelegde tijdstippen te zwaar vuurwerk in de zin van de vergunning was opgeslagen, SE Fireworks dit te zware vuurwerk opzettelijk heeft opgeslagen en Bakker daar leiding aan heeft gegeven.

De vraag is in feite of Bakker wist dat het vuurwerk zwaarder was dan vergund en zo nee of dan middels een voorwaardelijk opzet constructie alsnog tot bewijs van opzet gekomen kan worden.

Uitdrukkelijk is niet aan de orde de vraag of Bakker wist dat er vuurwerk opgeslagen was dat massa-explosief was (als dat al het geval geweest is). In de appèlmemorie is gesteld dat het verwijt aan Bakker niet is dat hij wist van massa-explosiviteit. Het verwijt met betrekking tot massa-explosiviteit is dat Bakker het had moeten weten, aldus de Officier van Justitie in de appèlmemorie en de Advocaat-generaal in het requisitoir.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie is opmerkelijk omdat het nergens duidelijk maakt om welke reden(en) Bakker wel zou hebben geweten (opzet) dat het vuurwerk zwaarder was dan 1.4 maar dan niet wist dat het 1.1 was.

De beschuldiging tegen Bakker op dit punt is gebaseerd op de uitvoerig door de Advocaat-generaal uiteen gezette veronderstelde deskundigheid bij Bakker. Bakker ís deskundig maar alle deskundigheid, alle ervaring en de PTO-cursus hebben betrekking op het bezigen van vuurwerk, het afsteken.

Déze deskundigheid bracht ook mee dat er niet midden op een braderie werd geschoten, maar wel bij grote nationale evenementen en met in achtneming van alle veiligheidsvoorschriften. Als het een keer mis gaat, zoals op 5 mei 2000 in Vlaardingen is het Bakker die telefonisch opdracht geeft om per direct te stoppen, opdat eerst uitgezocht kan worden waarom het fout ging.

1.3 is - in Nederland - gedefinieerd als vuurwerk dat in geval van een calamiteit verder komt dan 15 meter, met daarbij het aspect van warmtestraling.

1.4 is - in Nederland - gedefinieerd als vuurwerk dat in geval van calamiteit
maximaal de verpakking beschadigt. Ziet uw Hof daar ook al een opmerkelijk hiaat ?

Wanneer vuurwerk wordt afgestoken dat heeft het per definitie niet meer de classificatie die op de verpakking staat, alleen al omdat het op dat moment uit de verpakking is gehaald.

En aan de uitworpafstand van de effecten is niet te zien hoe dat vuurwerk zich gedraagt wanneer het in de verpakking tot ontbranding komt.
En door dit laatste gedrag wordt de classificatie bepaald.

Opzet in enge zin op een onjuiste classificatie

Uit niets blijkt dat Bakker wist dat het vuurwerk dat het bij SE Fireworks
opgeslagen vuurwerk zwaarder was dan hetgeen was vergund.

Sterker, het tegendeel blijkt.

Vuurwerk dat qua aard zwaarder is dan de klasse 1.4 is in zijn aard gevaarlijk vuurwerk ingeval er iets mis gaat. Dat er altijd iets mis kan gaan, hoe goed en veilig een vuurwerkopslag ook moge zijn is evident. Zo is een geraffineerde brandstichting die erop gericht is zoveel mogelijk schade aan te richten altijd mogelijk. In zijn dagelijks handelen heeft Bakker er meer dan voldoende blijk van gegeven zich van geen enkel gevaar bewust te zijn.

Hijzelf zat altijd direct in de buurt van het vuurwerk, zijn echtgenote bracht tijdens haar werkzaamheden haar tijd door in de buurt van het vuurwerk en de kinderen van Bakker kwamen na schooltijd naar het bedrijf om daar in de nabijheid van hun ouders te zijn: de speelkamer met de videospelletjes en de skelter waren de getuigen. Ook vele andere personen verkeerden dagelijks in de directe nabijheid van het vuurwerk.

Er zijn meer bronnen die het ontbreken van opzet in enge zin uitsluiten

Zo stelt de projectleider van de Commissie Oosting, de heer Ric de Rooy, in het vakblad Facta het volgende:

Een belangrijk deel van het onderzoek was te achterhalen wat er precies aan vuurwerk lag. Dat is sprokkelwerk geweest. Weken werk dat goud geld heeft gekost. Je komt erachter dat het er in werkelijkheid heel anders uitzag dan wat er op de dozen stond en waarvan de mannen van SE Fireworks kennelijk uitgingen.

In deze vaststelling wordt ook de aanwezigheid van het opzet in voorwaardelijke zin tegengesproken.
Ergens van uitgaan sluit uit het bewust nemen van een risico dat het anders is.

(bijlage N, pagina 6, linkerkolom).

De Commissie Oosting komt in het eindrapport A (blz 74/75) tot de volgende vaststelling:

De Commissie heeft zich nadrukkelijk de vraag gesteld of de eigenaren van
SE Fireworks op de hoogte waren van de onjuiste classificering.………

Indien zij dit niet hebben afgevraagd - en de Commissie houdt dit voor mogelijk - zijn ze tekort geschoten in de verantwoordelijkheid die ze als ondernemers hebben.

Ook hier geen opzet in enge zin, in de zin van geweten hebben.

De Advocaat-generaal brengt de door hem gestelde wetenschap bij Bakker in verband met het bezit van MSDS-lijsten waar Bakker als een kind zo trots op was.

Bakker heeft verklaard dat hij aan de hand van de samenstelling kon zien in welke klasse het vuurwerk viel. Bakker zou op grond van een hoeveelheid chemische elementen genoemd op een papier kunnen classificeren. Wat Bakker echter verklaart, is dat hij MSDS-en heeft met daarop meestal de klasse genoemd (die staat erop) en dat hij dan kan zien dat dat klopt met zoals het altijd was. Hij doet vergelijkende uitspraken, op grond van de vermelding van de tekst 1.4 op de MSDS-lijst.


En inderdaad, zoals de Advocaat-generaal stelt: Bakker lette er goed op, als er weleens 1.3 op de packinglist stond dan nam hij contact op met de leverancier, zoals hij heeft verklaard. Waarom zou hij dat doen als het hem toch niet interesseerde of als hij wist dat het niet goed zat. In zijn ogen was dat een fout, want op de producten stond 1.4 en hij had ook alleen 1.4 besteld.


Voorwaardelijk opzet op een onjuiste classificatie
Het formele karakter van de regeling, zoals ik die hiervoor heb beschreven heeft ook tot gevolg gehad dat de classificatie in de branche helemaal geen issue was. Doordat het vaststond en niet te beïnvloeden is en alle autoriteiten daar ook van uitgingen en naar handelden werd het een volstrekt autonoom gebeuren. In de doos zat wat er op stond.

Eén van de gevolgen was dan ook dat het op geen enkele wijze als een probleem ervaren werd en er dus ook niet over gesproken werd.
En daar was ook geen reden toe.

Aan het woord de Staat:
Voor de ramp had de Staat geen aanwijzingen dat er in het algemeen in het land van herkomst niet conform de VN-richtlijnen een juiste vervoersclassificatie aan het vuurwerk werd toegekend. Eisers baseren hun standpunt (dat er een separate classificatie voor opslag had moeten zijn, jpp) slechts op één TNO-rapport waarin is afgeraden de vervoersclassificatie "om te zetten" in een classificatie voor andere doeleinden, welke aanbeveling nadien overigens nimmer door TNO is herhaald.

(bijlage C, blz 30 onder 6.18)

De controle van het opgeslagen vuurwerk houdt in het algemeen niet in het overdoen van de VN-testen teneinde te controleren of de op het VN-label vermelde classificatie wel juist is. Afgezien van allerlei praktische bezwaren die een dergelijke controle zou hebben, bestond voor een dergelijke controle voor de vuurwerkramp geen aanleiding. Zoals reeds hiervoor uiteengezet had de Staat voor de vuurwerkramp geen aanwijzingen dat er in het algemeen in het land van herkomst niet conform de VN-richtlijn een juiste vervoersclassificatie aan het vuurwerk werd toegekend. ook met betrekking tot het bij SE Fireworks opgeslagen vuurwerk bestonden dergelijke aanwijzingen niet.

Door de RVI werden bij aankomst van containers met vuurwerk in de haven van Rotterdam steekproefsgewijs controles verricht op de naleving van vervoersvoorschriften. Enkele keren is daarbij twijfel gerezen over de juistheid van de classificatie en heeft de RVI testen laten uitvoeren of laten uitvoeren. Geen enkele keer bleek dat het vuurwerk onjuist was geclassificeerd.

(bijlage C, blz 33 en 34 onder 6.30)


De getuige Wagenvoort (ter zitting Rb):
De classificatie van vuurwerk is geen probleem geweest binnen de VEN. Op onze vergaderingen kwam dat onderwerp bijna nooit ter sprake.

De getuige Van der Nat bij de RC:
Voorzover ik mij kan herinneren zijn twijfels over classificatie en/of risico's van opslag nooit aan de orde geweest binnen de VEN.
(Ook nadat de RC de getuige - ten onrechte - confronteert met de verklaring van Wagenvoort, die juist betrekking heeft op de stabiliteit van vuurwerk en de veiligheidsaspecten van het bezigen blijft van der Nat bij zijn verklaring).

De getuige Kodde van TNO (ter zitting Rb):
Ook was ik voor de ramp niet op de hoogte van het feit, dat vuurwerk uit China onjuist was gekwalificeerd.

en:
De RVI had bij een test de shells laten ontploffen om te zien hoe ver de sterren door de explosie uitgestuurd werden. Dat bleek verder te zijn dan 15 meter. ….. uit deze (6c) test bleek vervolgens dat de shells niet verder kwamen dan 15 meter omdat een deel van de uitstootlading die je normaal gesproken hebt als je vuurwerk laat functioneren zoals het moet functioneren, al was verbrand. Op die grond hebben wij toen gezegd dat de classificatie 1.4 G, zoals stond op de verpakking, terecht was.

(Hier wordt dus door Kodde, classificatie-expert, bestreden dat door het zien van het reguliere effect verder dan 15 meter, een uitspraak gedaan kan worden over de classificatie).

en:
Zoals ik net eerder verklaarde naar aanleiding van een vraag van de officier van justitie, of iemand die de cursus heeft gevolgd bij het normaal afsteken van vuurwerk een uitspraak over de classificatie kan doen, is dat het zou kunnen.
Een en ander is mede afhankelijk van hoe de betreffende persoon de cursus heeft verwerkt.

Deze passage hebben de Officier van Justitie en de Advocaat-generaal ook genoemd in het requisitoir; zij stoppen echter hier, terwijl Kodde er echter nog iets essentieels aan toevoegt:

Zelf kan ik in 80% van de gevallen zien dat iets geen 1.4 is. Dat komt omdat ik in de afgelopen jaren veel testen heb gedaan en dus weet waar op gelet moet
worden. Als men die testen nog nooit heeft gedaan dan wordt het volgens mij een moeilijke zaak. De één zal het kunnen en de ander niet.

Een schoolvoorbeeld van denatureren van een verklaring.

Desgevraagd verklaar ik dat ik mij niet kan herinneren dat er tijdens een PTO-cursus vanuit de branche opmerkingen kwamen in de trant van "ik kan mij moeilijk voorstellen dat dat vuurwerk 1.4 is of dat 1.3, dat zou 1.2 moeten zijn".
Dat soort signalen heeft mij niet bereikt.

De Advocaat-generaal hamert nogal op de PTO-cursus.
Bakker heeft de eerste cursus bezocht ("de bobo's"), dat was een pilot.
Bovendien was de classificatie daar alleen aan de orde als formele kwestie en hoogstens een beschrijving van de verschillende klassen.
Het speelde geen rol en dat is verklaarbaar, waarbij ik wederom naar het formele karakter van de regeling verwijs

Smallenbroek (ter zitting Rb):
Overigens wil ik in dit verband nog wel opmerken, dat de PTO-cursus niet gaat over classificatie, maar over het veilig omgaan met vuurwerk.

Smallenbroek doelt hier, net als Wagenvoort e.a. op bezigingsactiviteiten.

De Gemeente Enschede:
Een goed voorbeeld is dat de Gemeente voor 13 mei 2000 geen aanwijzingen had dat de classificatie van vuurwerk niet betrouwbaar zou zijn en dat de etikettering van het bij SE Fireworks opgeslagen vuurwerk niet overeenstemde met de inhoud van de dozen.

(bijlage D, blz 10 onder 2.4)

Marion Schippers (ter zitting Rb):
Van classificaties wist ik echter niks. Ik heb mijn man hier ook niet over horen spreken. Ook heb ik van hem nooit twijfels vernomen omtrent het soort vuurwerk dat bij SE Fireworks lag. Bakker heb ik ook nooit gehoord over de gevaren van vuurwerk. Na de overname hebben wij gebouw H ingericht als verblijfplaats voor de kinderen. De kinderen van Bakker waren er in principe na schooltijd.

De getuige Hofmeester bij de RC:
Zelf heb ik wel eens titaniumsalutes gehad en afgestoken. Ik heb bij het afsteken nooit een drukgolf gevoeld.
Het feit dat er een drukgolf vrijkomt is voor mij geen reden om te twijfelen aan de classificatie als 1.4 G.

en, over de PTO cursus en het onjuist laten ontploffen van bommen:

Ik heb hierbij nooit meegemaakt dat bij ontsteking van één bom één of meer andere bommen sympathies meereageren. Ik ben bij elke test geweest.

en:
U vraagt mij of ik kan verklaren waarom op Italiaans- en Spaans vuurwerk 1.3 G vermeld staat en op vrijwel identiek vuurwerk afkomstig van SE Fireworks 1.4 G is vermeld. De enige verklaring die ik daarvoor heb is dat er bij verschillende testinstituten is getest en de uitkomst verschillend was (Let op: enige). Ik weet dat dat kan omdat ik van Canadese- en Franse testinstituten testrapporten heb opgevraagd en daaruit bleek mij dat vrijwel identieke artikelen afkomstig van een andere fabrikant verschillend geclassificeerd werden.

en:
Het onderscheid tussen 1.3 G en 1.4 G is voor mij niet zo groot.

Specifiek over Bakker verklaart Van Westen bij de RC:
Forsman deelde mij - op 10 mei 2000! - mede dat Bakker hem had verteld dat Nederland van plan was om Chinees evenementenvuurwerk voortaan in te delen in de klasse 1.3 in plaats van 1.4.

Zodra Bakker derhalve iets hoort over classificatieproblematiek neemt hij daarover contact op met Forsman, Milan, medetoezichthouder; hier spreekt goede trouw uit.

Overigens is het ook Oosting opgevallen dat SE Fireworks partijen vuurwerk aanmeldt bij de Keuringsdienst voor waren, die in het geheel niet aangemeld behoeven te worden: ook niet gedrag dat op kwade trouw duidt.

en Van Westen verder:
Tijdens informele gesprekken met verschillende collega's is mij gebleken dat zij dezelfde twijfels hadden over de juistheid van de classificaties van Chinees vuurwerk als ik. De namen van die collega's kan ik mij niet herinneren. Op vraag of ik er met Bakker en Pater over heb gesproken kan ik ontkennend antwoorden. Ik weet zeker dat dat niet het geval is, zij waren nog maar kort lid van de VEN. Volgens mij is er over twijfels omtrent de classificatie binnen de VEN nooit gesproken tijdens officiële vergaderingen.

Wagenvoort ter zitting Rb:
Bij niemand is de gedachte opgekomen dat het verkeerd zou kunnen gaan met 1.4 of 1.3 of wat ook.
Die gedachte heerste er niet, omdat we verder op die classificatie geen enkele invloed hadden.

Wagenvoort, ter zitting Rb over de VEN:
Wij hielden ons bezig met het gebruik van het product en als zodanig niet met de classificatie.

en:
Dus wij hebben ook niet de indruk dat we ons in gevaar brachten omdat een classificatie niet zou deugen.

en:
De classificatie van vuurwerk is geen probleem geweest binnen de VEN. Op onze vergaderingen kwam dat onderwerp bijna nooit ter sprake.


Kun je het zien, bijvoorbeeld aan de (uitstoot)afstand van het effect?

Rodner (BAM) bij RC:
U zegt mij dat het meeste groot vuurwerk effecten geeft op een afstand van meer dan 15 meter.
U vraagt mij of om die reden niet al het groot vuurwerk in klasse 1.3 moet worden ingedeeld.
Dat is niet het geval omdat de uitwerpafstand niet de enige factor is die van belang is, hoewel het een belangrijke factor is. Ook de intensiteit van de warmtestraling is een relevante factor.
Alle factoren bij elkaar leiden tot een bepaalde indeling.

Oudendag bij de RC:
Ik heb zeker vanaf 1989 twijfels gehad over de juistheid van de classificatie van shells. Die werden veelal als 1.4 G geclassificeerd terwijl dat volgens mij 1.3 G zou moeten zijn. Ik heb hierover wel met Hofmeester gesproken, niet met anderen.

Dus niet met de voorzitter van de VEN, Wagenvoort; Hofmeester heeft er volgens Kodde niet met hem, Kodde, over gesproken.

Al eerder werd gerefereerd aan de controle door Forsman in juni 1998.
Als Forsman dozen ziet met 1.3 erop is de opdracht aan SE Fireworks:

Verkeerd gelabeld, hier moeten andere etiketten op.

Ook het eerder genoemde bericht van Ceelen over vuurpijlen die niet 1.2 maar 1.3 zijn is hier illustratief.

Schipper (RVI) bij de RC:
Persoonlijk heb ik nooit twijfels gehad over de juistheid van classificaties.

Hem is een test van TNO, nav een controle, bekend: de classificatie bleek juist.

Ohmann (RC) over enige twijfel mbt classificatie:
Omdat harde bewijzen voor de vermoedens ontbraken heb ik deze rapportages niet doorgestuurd naar de beleidsdirectie binnen Verkeer en Waterstaat. Meten is weten, gissen is missen. Te meer niet nu het ad hoc rapportages waren waarin geen consistente lijn te ontdekken was. Ik ontving namelijk ook rapporten dat alles in orde was.

Van Haveren (RVI) bij RC:
Persoonlijk heb ik voor 13 mei 2000 geen twijfels gehad over de juistheid van de classificatie van vuurwerk.

Ook van andere collega's heb ik niet gehoord dat zij twijfelden aan de juistheid van de classificatie. Ook niet meer specifiek over Chinees vuurwerk.

Van Nes (RVI) bij RC:
Classificatierapporten werden alleen bij twijfel opgevraagd. Dat is één keer gebeurd in 1995.

Tijben verklaart dat er tijdens werkzaamheden wel eens iets gezegd is over dat 1.4
niet zou kunnen:

Er werd dan gedoeld op bommen met een diameter rond de 30 centimeter.

en, op een vraag van de RC:
Ik kan mij niet herinneren dat Bakker en/of Pater weleens tegen mij heeft/hebben gezegd dat hij twijfelde aan de juistheid van de classificatie.

Wagenvoort ter zitting Rb:
De classificatieproblematiek is ontstaan na de gebeurtenis op 13 mei 2000; daarvoor sprak niemand over classificatieproblemen.

Uitstapje naar Oosting: deze heeft gesteld dat de directeuren hadden moeten weten dat de classificatie niet deugde. Op grond van één van de belangrijkste feitelijke argumenten die Oosting hanteert voor deze stelling moet duidelijk zijn dat U hier geheel aan voorbij moet gaan:

Het argument is nl. dat Forsman bij de eerder genoemde controle in juni 1998 Bakker gewezen zou hebben op een losliggende shell en daarbij gezegd zou hebben: die is 1.1.Bakker weet dat een losliggende shell 1.1 is!

Welke les zou Bakker hier geleerd moeten hebben als Bakker al jaren weet net als andere bezigers dat los vuurwerk waarvan de klasse niet bekend is (door het uit de verpakking halen) per definitie 1.1 is. Klinkklare nonsens van Oosting.

Overigens gaf ook de Officier van Justitie nog tijdens de ondervraging van Bakker ter zitting van 5 maart 2002 er blijk van dit fenomeen nog steeds niet te begrijpen. Hoe kan het dat Bakker zegt dat er volgens hem geen massa-explosief vuurwerk bestaat terwijl het op zijn milieuvergunning 1997 en op zijn bezigingsvergunning stond. Dat komt doordat vuurwerk uit de doos - uit veiligheidsoverwegingen! - geclassificeerd wordt als 1.1.

Dat heeft niets te maken met de ware aard van het vuurwerk, en daar heeft Bakker het over. Dit verschil is ook het basisprobleem zoals net uitgelegd bij het classificeren als 1.1 geweest en heeft ten onrechte tot 1.1 vaststellingen achteraf geleid. Bakker heeft het gehad over C2 en de vergunde hoeveelheid 1.1 daarin, die niet ergens anders mocht liggen. Bakker vroeg: als ik dat niet in C2 mag laten liggen waar moest ik dan naar toe. Een losse bom is 1.1 en die mocht in C2 aanwezig zijn.


Bij het bezigen van vuurwerk schoot Bakker geen vuurwerk in transportverpakking de lucht in maar losse shells; daarom staat er 1.1 op zijn bezigingsvergunning. De Officier kan niet anders dan concluderen dat hieruit blijkt dat Bakker wel degelijk het verschil met 1.4 weet. Maar dat weet Bakker natuurlijk al jaren en dat heeft tijdens zijn talloze verhoren vele malen uitgelegd: vuurwerk uit de originele transportverpakking wordt in beginsel daardoor 1.1. Maar bij SE Fireworks lag geen vuurwerk buiten de originele transportverpakking.

Er is een rookgordijn opgetrokken.

Wat U hiervoor gehoord hebt wordt door het Openbaar Ministerie, dat letterlijk de tekst uit het rapport Oosting overneemt, omschreven als een situatie waarbij naast Bakker nog twee anderen zeggen nooit aan de classificatie te hebben getwijfeld. De twijfels zouden volgens het Openbaar Ministerie in brede kring bekend zijn geweest; dat blijkt toch wel anders te liggen. Of hebben zowel Oosting als Openbaar Ministerie zelfstandig maar twee anderen ontdekt ?

Bakker wist niet van het feit dat het vuurwerk dat bij SE Fireworks opgeslagen lag zwaarder was dan de klasse die het label aangaf.
Het label gaf aan dat het vuurwerk van de klasse 1.4 G en 1.4 S was. Dat wist Bakker. Dat was tot 13 mei 2000 geen gevaarlijk vuurwerk.
Nu weten we beter. Volgens deskundigen kan 1.4 zelfs zelfstandig als 1.1 reageren, onder bepaalde condities. Eén van die condities is een grote hoeveelheid en dat in opgesloten toestand. Maar tot 13 mei 2000 wist niemand dat; zij die het wellicht wel wisten of hadden moeten weten hebben hun mond gehouden.

Een opmerking van Ceelen (MILAN) bij de RC.
(Dezelfde Ceelen die de TNO aanduiding van de rapporten afhaalde om met de deskundigheid van TNO aan de haal te gaan):

Maar: bij TNO had ook slechts een enkeling verstand van explosieven.


1. G5/1908: Arend Frederik SCHUKKINK,
"Ik ben als productieleider werkzaam bij (…). Ongeveer 15 jaar ben ik ook als oproepkracht werkzaam bij het bedrijf SE Fireworks te Enschede."

G5/1909: "Ik werkte altijd met 1.4 vuurwerk. Voor zover ik weet klopte de inhoud altijd met de gevarenklasse."

2. G5/2031: Hermanus Maria SNIPPERS,

"Ik ben werknemer met medezeggenschap van Allround Special Effect International BV te Enschede. Mijn vrouw is directeur van dit bedrijf. Ik ben de expert op het gebied van vuurwerk. (…) Ik weet dat vroeger nooit bommen of "shells" als 1.4 binnen kwamen. (…) Het is wel zo dat de verpakkingen van vuurwerk de laatste jaren sterk zijn verbeterd. Het zou kunnen dat daardoor dit vuurwerk als 1.4 kan worden geclassificeerd. In Nederland zijn deze bommen nu allemaal 1.4. (…) Van SE-Fireworks krijg ik alleen 1.4 vuurwerk, tenminste dat staat op de verpakking. Indien ik bommen krijg van SE-Fireworks sla ik die op als 1.3 vuurwerk in mijn bunker waarin ik 1.3 vuurwerk mag hebben. Ik kan niet zeggen of dit feitelijk 1.4 of 1.3 vuurwerk is. Ik ga er vanuit dat het land van herkomst bepaald wat de classificatie moet zijn. Dus indien dit vuurwerk uit China komt moet ik erop kunnen vertrouwen dat dit vuurwerk juist is geclassificeerd volgens de UN-nummers die daarvoor gelden. Ik kan u vertellen dat de verpakkingen van met name SE-Fireworks de laatste jaren sterk zijn verbeterd. Ik zal u het verschil laten zien. (…)

Het is algemeen bekend dat vuurwerk als 1.3 wordt aangemerkt indien er geen binnenverpakking is. Met binnenverpakking bedoel ik een verpakking om een stuks vuurwerk heen. Ik meen dat vanaf 100 mm bommen de classificatie 1.3G wordt, althans zo doen de genoemde Duitse leveranciers dat. In Nederland wordt overwegend 1.4 aangehouden. Daarmee bedoel ik de handel waaronder begrepen de import zoals die in Nederland plaatsvindt. (…) Vroeger, circa 10 jaar geleden, waren bommen ook in Nederland altijd 1.3. Echter vanwege de betere verpakkingen is dat tegenwoordig allemaal 1.4.Ook in Duitsland wordt steeds onder 1.4 geclassificeerd in verband met verbeterde verpakking. (…)

U vraagt mij waarom de Duitsers de grotere bommen per definitie als 1.3 aanmerken terwijl de verpakking goed kan zijn. Dat gebeurd omdat de wetgeving in Duitsland strenger is. Mij is bekend dat indien vuurwerk in Duitsland aankomt dat wordt omgestickerd, tenminste dat is mij wel verteld door Zimmerman van Weko. Veelal wordt dan de sticker 1.3 aangebracht. Op de dozen staat 1.4. Dat heeft te maken met het feit dat de Duitsers ook eigen produktie hebben en daarbij behorende opslag. Dat wil zeggen dat delen van hun eigen produktie onder 1.3 valt en dus ook de opslag aan de eisen gesteld aan de eisen voor 1.3 dienen te voldoen. Het zou dus vreemd zijn als vergelijkbaar vuurwerk uit China bij deze bedrijven als 1.4 wordt opgeslagen. Dat is er de reden van dat de Duitsers omstickeren. Deze bedrijven willen hun bedrijf niet op het spel zetten.

U vraagt mij of ik testrapporten ken ten aanzien van de classificatie van vuurwerk. Ik ken geen testrapporten, deze worden mij nooit ter hand gesteld. Die zijn mij dus niet bekend. Daar wordt eigenlijk nooit naar gevraagd. Ik moet uitgaan van de leverancier welke classificatie er aan het vuurwerk inclusief de verpakking."


Conclusie:
bij Bakker geen wetenschap op onjuiste classificatie, sterker, het volle vertrouwen in de formele ADR-regelgeving mbt labeling en juiste labeling.




Verzoek tot contra-expertise cq uitsluiting van bewijs


De verdediging heeft de Rechtbank en uw Hof verzocht te beslissen dat er een contra-expertise zal plaatsvinden op de testen zoals die door TNO in Oldebroek en Berlijn zijn gedaan, welk verzoek door Rechtbank en uw Hof is afgewezen.

De verdediging handhaaft en herhaalt hier dit verzoek.
De verdediging is van mening, zoals is aangevoerd, de testen buiten de verdediging om ondeugdelijk zijn uitgevoerd en dat de gronden die tot nog toe zijn gegeven om een contra-expertise niet goed mogelijk te achten geen deugdelijke gronden zijn die de beslissing tot afwijzing kunnen dragen.

Subsidiair is het standpunt van de verdediging dat in geval geen contra-expertise zal plaatsvinden de gewraakte testresultaten niet voor het bewijs gebezigd mogen worden; dit op grond van het aan de verdediging ontzegde recht op contra-expertise en hetgeen hiervoor met betrekking tot de kwaliteit (in strafvorderlijke zin) van de testen is aangevoerd.

Beschikbaarheid van te testen vuurwerk:

Wagenvoort ter zitting Rb:
Mij is niet (door het Openbaar Ministerie) gevraagd of ik ook evenementenvuurwerk kon leveren. Ik kan dat echter wel, dat wil zeggen in voldoende mate, o.a. Lidu en An Ping (Lidu en An Ping zijn leveranciers van SE Fireworks geweest)

Er zijn nog vier containers met vuurwerk beschikbaar die op 13 mei 2000 op weg waren naar SE Fireworks en die in beslag zijn genomen

Volgens de opgave van het Openbaar Ministerie bevindt zich bij het in beslag genomen vuurwerk ook nu nog het artikel Red Flower in centre of rings, het enige artikel dat in de test in Oldebroek als massa-explosief is geclassificeerd maar dat bij SE Fireworks niet thuishoort (zie hiervoor).

Bij de testen is Berlijn is vreemd vuurwerk na vergelijking van de chemische samenstellingen beschouwd als zijnde gelijk aan het vuurwerk van SE Fireworks. Dat is een ondeugdelijke methode maar wanneer het in het kader van een test zo kan valt niet in te zien dat het in het kader van een contra-expertise op die test niet zou kunnen. Bovendien: het is niet nodig want er is van de producenten die aan SE Fireworks
hebben geleverd voldoende vergelijkbaar vuurwerk te verkrijgen.

Testen:
De testen in Oldebroek zijn uitgevoerd geheel buiten de verdediging om en zonder dat de verdediging zelfs maar op de hoogte is geweest van het houden van de testen.
De verdediging is niet in de gelegenheid gesteld de testen bij te wonen en ook niet om op enige andere wijze enige invloed op de testen te hebben, bijvoorbeeld invloed op de selectie van het vuurwerk.

Dat dit wel had gemoeten laat het Openbaar Ministerie weten op de volgende, overigens onjuiste, wijze, waar het gaat om de latere testen in Berlijn:

De verdediging was uitgenodigd om daarbij te zijn. De verdediging heeft zonder opgaaf van redenen geen gebruik gemaakt van de uitnodiging om bij de testen aanwezig te zijn. Had zij dat wel gedaan, dan had zij, eventueel vergezeld van door haar gekozen experts, met de neus boven op de testen kunnen staan en had zij tijdig hun bezwaren kenbaar kunnen maken.

(PV zitting Rb 6 december 2001)

Nu dit alles met betrekking tot de testen in Oldebroek niet is gebeurd en de testen zonder enige betrokkenheid van de verdediging zijn uitgevoerd, de verdediging de wijze van testen en de resultaten betwist, vuurwerkartikelen (centre of rings) betwist en een contra-expertise (waar wel om verzocht is) onmogelijk is dienen de testresultaten van Oldebroek van het bewijs te worden uitgesloten.

De testresultaten van Oldebroek kunnen niet los gezien worden van de eindrapportage van TNO nu de resultaten van Oldebroek voor een deel van invloed zijn geweest op de testen in Duitsland en zelfs voor een deel uitgangspunt zijn geweest. Bij het toeschrijven van een bepaalde classificatie aan het vuurwerk zijn de resultaten van Oldebroek mede van invloed geweest. Nu Oldebroek dient te worden uitgesloten van het bewijs dient de daarop voortbordurende testserie in Berlijn reeds om die reden eveneens te worden uitgesloten

In november 2000 zijn er classificatietesten gedaan in Berlijn.
De Officier van Justitie heeft op voorhand laten weten dat er geen contra-expertise verricht zou kunnen worden
De verdediging heeft vervolgens schriftelijk aan de Officier van Justitie laten weten niet met de gang van zaken te kunnen instemmen.
Immers, de verdediging kan, indien mogelijk en indien het onderzoek daar aanleiding toe geeft, het recht op een contra-expertise niet worden ontzegd en al helemaal niet op voorhand door het Openbaar Ministerie.

Bovendien is toen al door de verdediging aan de Officier van Justitie schriftelijk bericht dat door de verdediging werd getwijfeld aan de herkomst van het vuurwerk, het waren namelijk deels voor Bakker onbekende artikelen. De Officier van Justitie wist toen dat - anders dan door het Tolteam gerelateerd - het vuurwerk voor een belangrijk deel niets met SE Fireworks te maken had, ook al schrijft hij op 28 februari 2001 - de dag van Oosting - nog dat het vuurwerk wel van SE Fireworks afkomstig was.

(vide de bijlage K)

Het Openbaar Ministerie heeft in zijn communicatie met de verdediging in eerste instantie volstaan met een vooraankondiging dat in de weken 46 tot en met 48 testen zouden gaan plaatsvinden. Het Openbaar Ministerie heeft daarbij letterlijk aan de verdediging bericht:

De testen zullen worden uitgevoerd door TNO waarbij de in de Recommandations on Transport of Dangerous Goods: "Manual of tests and criteria, third Revised edition, section 16, test series 6" omschreven methode zal worden gevolgd.

en
de testprotocollen zijn UN voorgeschreven en staan derhalve vast.
(Bijlage L)

Getuige Rodner van het BAM verklaart bij de RC over de VN-richtlijnen:
Ik moet hierbij wel opmerken dat deze richtlijnen het mogelijk maken om de testen op onderdelen variabel uit te voeren. Ook bevatten de richtlijnen ruimte voor interpretatie.

Merrifield bij de RC:
Ik moet hierbij wel opmerken dat de UN-richtlijnen ruimte laten voor interpretatie.

Eckhardt bij de RC:
Het kan voorkomen dat de uitkomst van classificatietesten, uitgevoerd door verschillende laboratoria, van vergelijkbare vuurwerkartikelen van elkaar verschilt. De reden hiervoor is dat de testcriteria ruimte laten voor interpretatie.

Alvorens met grote stelligheid te beweren dat de protocollen vast staan bij een eenmalig te houden serie testen had de Officier van Justitie zich moeten informeren over wat er te gebeuren stond in Berlijn; een goede gelegenheid was geweest de bespreking van een uur tussen Roosma, Eckhardt, en TNO in oktober of november 2000, waarbij hij aanwezig was.

De Officier van Justitie:
Het betreft evenementenvuurwerk dat in een periode kort voor 13 mei 2000 door SE Fireworks is geleverd.

(bijlage L)

Ook dat is genoegzaam anders gebleken

De testen zijn zo georganiseerd dat aan Bakker - na een daartoe strekkend verzoek - de aanwezigheid bij de testen is geweigerd.
Vervolgens heeft de Officier van Justitie op vrijdag aan de verdediging bericht dat met ingang van as maandag gedurende de hele volgende week de testen uitgevoerd gingen worden.
Door deze gang van zaken is feitelijk het aanwezigheidsrecht van de verdediging
gefrustreerd.

Voor de afweging welke consequenties deze schending dient te hebben is van belang het antwoord op de vraag of de verdediging in redelijkheid het recht op een contra-expertise kan inroepen.

Daartoe het volgende:
Met betrekking tot de waarde van de testresultaten in Berlijn is door de Staat in de civiele procedure als standpunt ingenomen dat niet vast staat dat hetgeen getest is representatief is voor het vuurwerk dat op 13 mei 2000 bij SE Fireworks lag opgeslagen.

De Staat (bijlage C, blz 19, 4.21 en 4.22)

Inmiddels staat vast dat - anders door de Officier van Justitie aan de verdediging, aan de deskundigen en aan de Rechtbank is bericht - een belangrijk deel van het in Berlijn geteste vuurwerk geen enkele relatie met SE Fireworks heeft gehad. Dat is het vuurwerk dat ingekocht is bij Pyro Art in Duitsland en dat is geproduceerd door Red Dragon in China, een fabriek waar SE Fireworks geen enkele relatie mee had. Het gegeven dat dit - vreemde - vuurwerk is getest doet nog verder afbreuk aan de representativiteit maar is de bovenstaande opvatting van de Staat nog niet eens meegenomen! Het is dit voor SE Fireworks vreemde vuurwerk dat de testresultaten wezenlijk heeft beïnvloed, zeg maar tot stand heeft gebracht.


TNO (OM) tegenover BAM

Vergelijking van de testresultaten van TNO en het BAM leert dat er sprake is van zeer grote verschillen in zowel de beschrijving van de eindresultaten als in de beschrijving van de waargenomen effecten.

Bestudering van het overzicht van de 20 testen in Berlijn (M0305 en M0306) leert dat tussen TNO en BAM weinig discussie is over het vuurwerk dat niet aan SE Fireworks kan worden gerelateerd (RED DRAGON, gekocht bij Pyro-Art) maar dat juist de producten die uit de in beslag genomen containers komen en een product van An Ping respectievelijk door TNO wel en door het BAM niet als 1.1 worden geclassificeerd.

Bestudering van de verschillen bij de 1.3 classificatie levert een bijzonder opmerkelijk beeld op: terwijl TNO en het BAM naar hetzelfde vuurwerk kijken en ieder voor zich de effecten beschrijven van hetzelfde afsteken van het vuurwerk treden er immense verschillen op in de beschrijvingen van de waargenomen afstanden.

(Vide bijlage M)

Voorzover er middels de BAM-rapportage sprake zou kunnen zijn van een poging tot contra-expertise - en dat wordt gesteld - dan heeft deze poging op elementaire punten geleid tot van de testen van TNO afwijkend resultaat.

Wel is het zo dat in een onderzoek naar een nationale ramp een classificatie-expert van TNO voor het eerst in zijn leven classificeert
(De Jong: desgevraagd verklaar ik dat ik voor dit onderzoek niet eerder op grootschalige wijze (20 testen = grootschalig?) classificatietesten van vuurwerk heb gedaan), wetende dat het BAM meekijkt en dat er dan geen enkel overleg over de interpretatie van de testen plaatsvindt:

De Jong (ter zitting Rb):
Desgevraagd zeg ik dat ik geen verklaring kan geven voor de verschillen in classificatie tussen TNO en BAM, met betrekking tot 1.1 en 1.3 zoals weergegeven op blz M306. Ik zie het ook voor het eerst dus.

Ik heb meer gekeken naar de conclusies van de BAM dan naar de afzonderlijke testresultaten. De conclusies van de door TNO en het BAM uitgevoerde testen waren wel met elkaar in overeenstemming. Het BAM-rapport heb ik medio december 2000 ontvangen. Ik heb gezien dat er met name een groot verschil was in 1.1 vuurwerk. Hoe groot het verschil was in kilo's weet ik echter niet.

Ik weet op dit moment ook niet wat onze beleggingsgraad uitgedrukt in kilo's vuurwerk 1.1 bij SE Fireworks was. Op 2 maart 2001 is aan mij gevraagd om de laatste kolom betreffende de gevarensubklasse in te vullen aan de hand van de testgegevens van TNO. Het kan zijn dat er 12.000 kg 1.1 is ingevuld, althans ik neem dat aan als de verdediging dat zegt.

Ik weet niet hoe het komt dat de Commissie Oosting maar tot 1600 kg komt. Ik kan mij ook niet herinneren met rechercheurs in dat verband over de resultaten van een contra-expertise door de BAM te hebben gesproken. Mij is alleen gevraagd om de betreffende kolom in te vullen.

We hebben te maken met een onderzoek naar een massa-explosie; het BAM komt tot een hoeveelheid 1.1 die ongeveer 14% is van de door TNO aangenomen hoeveelheid. Er is geen overleg, de deskundige zegt dat de conclusies wel met elkaar in overeenstemming waren (??) en er wordt nauwelijks een woord aan vuil gemaakt.

Ook al hetgeen hiervoor reeds is gesteld met betrekking tot de kwaliteit van de testen in strafvorderlijke zin is redengevend voor het verzoek tot contra-expertise cq bewijsuitsluiting.

Conclusie:
zonder contra-expertise dienen de testresultaten van het bewijs te worden uitgesloten.






Kern van de zaak:
moest Bakker weten dat het vuurwerk massa-explosief kon zijn ?

De echte oorzaak van de ramp bij de huidige stand van zaken is de aanwezigheid van een vergunde zeer grote hoeveelheid vuurwerk, waarvan de classificatie in feite niet van belang is nu ook vuurwerk van de klasse 1.4 onder opsluitcondities als 1.1 kan reageren.
En dat nu is ook al een omstandigheid die door SE Fireworks en haar directeuren niet kon worden voorzien.

Indien aanwezigheid van massa-explosief vuurwerk wordt aangenomen dan is er geen sprake van dat Bakker dit had moeten en kunnen weten. Zoals de Rechtbank heeft vastgesteld: bij gebreke van enige kennis in ons land over mogelijk massa-explosief karakter van vuurwerk in opslag kan dit Bakker ook niet verweten worden.

Daartoe naast hetgeen al gezegd is enkele aanvullende opmerkingen met betrekking tot het ontbreken van enig flauw benul in ons land:

De Jong (ter zitting Rb):
Desgevraagd verklaar ik het eens te zijn met de verklaring die de Engelse deskundige Merrifield bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, te weten dat er aanwijzingen zijn dat testen van relatief kleine hoeveelheden vuurwerk onvoldoende het werkelijke gevaar weergeven op het moment dat je grotere hoeveelheden in een gesloten ruimte vervoert of opslaat. Er bestaan daar inderdaad twijfels over.

We durven niet met zekerheid te voorspellen dat als je iets als 1.3 geclassificeerd hebt, of dat in hele grote hoeveelheden niet als 1.1 zou kunnen reageren. Bij 1.4 weten we dat in dezelfde mate ook niet helemaal zeker.

Waar praten we nog over. Er is in Enschede toegestaan dat er 158.5 ton vuurwerk van de klasse 1.4 werd opgeslagen terwijl deze deskundige verklaart dat het mogelijk is dat de opslag van deze hoeveelheid tot gevolg kan hebben dat het geheel als 1.1 reageert, uitsluitend vanwege de opslag in gesloten ruimten.

Als dit zo is hoe kan dan nog de stelling gehanteerd worden, zoals het NFI doet, dat de explosies op 13 mei 2000 aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van massa-explosief materiaal, zonder erbij te zeggen - of men weet dat niet eens - dat dit explosief materiaal vuurwerk van de klasse 1.4 kan zijn, dat vanwege de opslagcondities in 1.1 is veranderd.

Overigens kan het ook niet anders zijn dan zoals de Jong verklaard heeft. In deze materie met alle onduidelijkheid kan natuurlijk de grens tussen 1.3 en 1.4 helemaal niet als een scherpe lijn gezien worden.

De Bruyn ter zitting Rb, weet het niet helemaal:
Ten aanzien van 1.3 vuurwerk zijn ervaringsgegevens bekend, dat als er een deel 1.1 bijkomt, het geheel als 1.1 kan reageren. Voorwaarde is dus wel dat er 1.1 vuurwerk bij 1.3 vuurwerk moet liggen.

maar ook:
Onder bepaalde omstandigheden kan 1.3 echter ook zelfstandig als 1.1 reageren, bv als een grote hoeveelheid 1.3 tegelijk wordt ontstoken. Hoe groot die hoeveelheid dan precies moet zijn, kan ik zo niet aangeven.

de Jong verklaart dus dat het mogelijk is dat 1.4 zelfstandig als 1.1 reageert en de Bruyn zegt dat dit bij 1.3 kan.
Beide brengen een relatie met de wijze van opslag aan.

Gezien de dubieuze grens tussen 1.4 en 1.3 wordt hier dus in feite gezegd dat al het evenementenvuurwerk massa-explosief kan reageren, onder bepaalde opslagcondities. Wellicht is één van die opslagcondities een hoeveelheid van 158.5 ton.

Ook hier wordt de stelling van het OM en het NFI onderuit gehaald die inhoudt dat wanneer SE Fireworks zich aan de vergunning zou hebben gehouden de ramp niet had kunnen plaatsvinden. Hier wordt namelijk gesteld dat een opzettelijke brandstichter die brand sticht bij een hoeveelheid 1.4 (ook 1.3, maar hier gaat het om 1.4) onder omstandigheden een massa-explosie kan veroorzaken.

Overigens verklaart de Bruyn ook nog:
Met name bij bunker C11 is de mogelijkheid in overweging genomen dat vuurwerk tengevolge van drukwerking en vuurbal is beschadigd en tot ontsteking is gekomen.

Hoeveel 1.4 er ook heeft gelegen, het enkele feit dat de verpakking beschadigd kan zijn levert de mogelijkheid op dat er 1.1 is komen te liggen: vuurwerk in open of zelfs maar beschadigde verpakking wordt 1.1.

Daar is ook nooit over nagedacht.

Smallenbroek ter zitting Rb:
Op een daartoe strekkende vraag van de verdediging antwoord ik dat het dak van het bunkercomplex een vaste constructie vormde met de muren van dat complex. Ik weet dat er in het dak veel ijzer was verwerkt, dat er sprake was van gewapend beton dus.

Zie ook de bouwtekeningen!

Wagenvoort ter zitting Rb:
Het feit dat de vervoersclassificatie wordt gebruikt als opslagclassificatie vind ik absurd.
De transportclassificatie wordt bepaald doordat men losliggend vuurwerk afsteekt en daaraan een classificatie geeft.
Zodra vuurwerk wordt opgeslagen is het gevaarlijker. Kruit in een potje is bv door de drukwerking gevaarlijker dan los kruit. Bij bunkers is een explosie ook niet tegen te houden.

en:
Ik ben er tot op de dag van vandaag een groot tegenstander van dat ik veel beton op mijn magazijn heb moeten leggen.

en:
In een discussie met Milan heb ik echter wel eens gevraagd hoe men bunkers kon bouwen voor vuurwerk, waarvan de regelgeving werd weggehaald bij munitie-opslag. Ik heb altijd gezegd dat dat niet met elkaar is te vergelijken. Munitie wordt bewaakt voor gevaar van buitenaf en vuurwerk wordt opgeslagen en daar wordt van binnenuit mee gewerkt.

De getuige Eckhardt bij de RC:
Naar onze mening kan opslag van een aanzienlijke hoeveelheid vuurwerk van de klasse 1.3 in een opslagruimte van gewapend beton problemen opleveren.

Nogmaals: de Jong breidt dit uit naar 1.4!

Kodde:
Het is mij bekend dat er 1.3 vuurwerk is dat kan reageren als 1.1 vuurwerk.

en:

Overigens:
TNO heeft hierover gerapporteerd aan Defensie. Of Defensie dit heeft doorgegeven, bv de vuurwerkbranche en/of gemeenten is mij niet bekend.

en:
Het is dus niet uitgesloten dat 1.4 artikelen kunnen reageren als 1.1.


Van Dongen van TNO (G6520):
In juni 1999 is CPR 7 ingetrokken wegens voortschrijdend inzicht. Namelijk CPR 7 had als uitgangspunt dat de "blast" het grootste risico vormde, terwijl nu uit onderzoek gebleken is dat brokstukken van de bewaarplaatsen zelf het grootste risico kunnen vormen.

Dit is een schokkende verklaring, omdat uit deze verklaring blijkt dat het gevaar van vuurwerk in betonnen bunkers en dus zeker als het om gewapend beton gaat al ruim voor de ramp in Enschede bekend was; er is geen enkel signaal gekomen.

Forsman bij RC:
De 1.1 stof zorgt voor het op hoogte brengen van de shell. Ondanks de aanwezigheid van explosieve stof van de klasse 1.1 wordt het vuurwerkartikel in de klasse 1.3 ingedeeld omdat het een vervoersclassificatie is. Als de verpakking weg is, of bijvoorbeeld is aangetast door brand, dan is het niet langer klasse 1.3 maar geldt veiligheidshalve de indeling in klasse 1.1.

Merrifield (HSE) in rapport:
Het is al lang een erkend feit dat opsluiting het gevaar van energetisch materiaal zoals explosieve stoffen en ontploffingsmiddelen kan verhogen

Recente incidenten …… hebben geleid tot grote bezorgdheid over de invloed van opsluiting op de gevaren van het zwaardere vuurwerk.

Merrifield (bij RC):
Vuurwerk van de klasse 1.1 opgeslagen samen met 1.4 vuurwerk wordt in zijn geheel behandeld als zijnde van de gevarenklasse 1.1.
(zie 100kg 1.1 in C2 op vergunning 1997: fout!)

Merrifield bij RC:
Er wordt namelijk getest in kleine hoeveelheden. Er zijn aanwijzingen dat die testen onvoldoende het werkelijke gevaar weergeven op het moment dat je grotere hoeveelheden in een gesloten ruimte vervoert of opslaat.

en:
Er zijn grote shells die volgens onze defaultlijst als 1.3 worden beschouwd, maar die zich bij grootschalige testen als 1.1 zouden kunnen gedragen in een situatie van opsluiting.

en:
Een van de vraagtekens die wij plaatsten bij de UN-richtlijnen is dat die testen beperkt blijven tot een hoeveelheid van maximaal drie dozen. Er is nog niet proefondervindelijk vastgesteld of hetzelfde vuurwerk opgeslagen in een grote hoeveelheid in een afgesloten ruimte net zo reageert als bij de UN-test.

Hofmeester bij RC over het verschil tussen kleinere en grotere kalibers:
Ook als er minder (grotere) exemplaren in een doos zitten de ladingsdichtheid groter is omdat er eenvoudigweg in zo'n groter kaliber bom meer explosieve stof zit. In zo'n doos zit verhoudingsgewijs meer netto explosieve stof.

maar Kodde ter zitting (Rb):
Bij een gelijk aantal bommen is de uitwerking van de bommen met een hoger inchgetal niet per definitie zwaarder dan de uitwerking van het andere aantal met een lager inchgetal.

maar dan verklaart Dirkse (Rb):
De titanium 6 inch shells zijn naar analogie ingedeeld op grond van de redenering dat als de kleinere slagbommen een massa-explosie geven en dus 1.1 zijn, de grotere dat ook zullen doen.

Maar weet Kodde eigenlijk iets van het gedrag van vuurwerk in opslagcondities:
De vraag of 10 dozen 10 maal zoveel kracht hebben als 1 doos is moeilijk te beantwoorden.
Ik weet niet of dat lineair schaalt. Vrijblijvend denk ik dat de kracht meer dan verdubbelt.

Maar je zou toch menen dat wanneer er 158.5 ton opgeslagen mag worden de classificatiedeskundige van TNO, in ons land de bevoegde autoriteit wel moet weten of er niet een lineair verband bestaat; hoe kan anders ooit nagedacht zijn over wat een eventuele explosie zou kunnen uitrichten? En waar zijn dan eigenlijk die veiligheidsafstanden op gebaseerd?

De getuige Oudendag verklaart bij de RC dat de korrelgrootte van metalen elementen in de burstlading van belang is.
Overigens is dat dus een factor die het feitelijk classificeren van vuurwerk achteraf al onmogelijk maakt.

Zeer opmerkelijk is de verklaring van de getuige/deskundige Eckhardt bij de RC:
In de periode 1990 tot en met 1994 heeft het BAM grootschalige classificatietesten uitgevoerd. Over de resultaten van onze testen is in 1995 bij een symposium in Karlsruhe een voordracht gehouden. Onze toenmalige resultaten komen overeen met de resultaten die de Nederlandse overheid bij het laatste UN-symposium heeft gerapporteerd inzake de vuurwerkramp in Enschede.

Gesteld kan worden dat de bezoekers van het symposium in 1995 wisten wat er met vuurwerk kon gebeuren. Dan is interessant wie zich onder de bezoekers hebben bevonden:

Dat waren in ieder geval - ik zal geen namen noemen - twee medewerkers van Defensie, een in deze zaak optredende getuige/deskundige van TNO, nog twee medewerkers van TNO en tot slot een ambtenaar van Sociale Zaken.

De getuige Eckhardt bij de RC:
U vraagt mij wat ik vind van een situatie waarbij 160 ton vuurwerk, dat is gelabeld als 1.4, is opgeslagen zonder dat dit vuurwerk aan classificatietesten is onderworpen. Ik vind dit een niet te verdedigen situatie (RC: nicht zu vertreten). Ik bedoel daarmee dat ik het onverantwoordelijk vind, zelfs crimineel.

Schipper (RVI) over les van Culemborg:
Ik kende deze les voor 13 mei 2000 niet.

Forsman bij RC:
Over de werking van vuurwerk is meer onbekend dan bekend.


Dokter (opsporingsambtenaar) bij RC:
Uw vraag of consumentenvuurwerk volgens mij ook de aanduiding 1.3 kan hebben beantwoord ik ontkennend.

De Bles bij RC:
Ik weet dat Frankrijk op dat punt eigen proeven heeft gedaan, daar is een geheim rapport van. Majoor Kostermans heeft mij over de inhoud van dat rapport geïnformeerd. Met die proeven is bewezen dat vuurwerk van de klasse 1.3 zelfstandig massa-explosief kan reageren.

Van Dongen van TNO over opslag van grote hoeveelheden vuurwerk:
Geconstateerd wordt dat sommige afstanden zoals genoemd in het handboek Milieuvergunningen en in de KL memo's kleiner zijn dan het TNO advies en sommige weer groter.

In de betreffende KL memo's en Handboek Milieuvergunningen spreekt men al over gevarensubklassen, terwijl het TNO nog refereert aan de driedeling van gevaarsaspecten. Ik veronderstel dat hier mogelijk misvattingen zijn ontstaan in de interpretatie hoe de door TNO gedefinieerde gevarengroepen (drie typen) zouden moeten matchen met de ADR gevarensubklassen en hoe data eventueel geëxtrapoleerd kunnen worden naar grotere hoeveelheden vuurwerk.

Brandweerdeskundige Camp bij uw Hof:
Heeft vuurwerkshows bijgewoond maar heeft nimmer op grond van de door hem waargenomen effecten een relatie met de classificatie 1.4 gelegd, terwijl hij deskundig is op het gebied van classificatie van gevaarlijke stoffen en hij als geen ander op de veiligheidsaspecten zal letten.

De Advocaat-generaal heeft in het requisitoir nog uitvoerig getracht aan te tonen dat Bakker voldoende deskundigheid bezit om de tot een beoordeling van massa-explosiviteit te komen. De deskundigheid van Bakker - vide ook hiervoor - heeft betrekking op veiligheid bij het bezigen, het omgaan van vuurwerk buiten de doos, met mensen in de nabijheid.
Veiligheidsafstanden bij het schieten van vuurwerk.

Bakker heeft nooit getwijfeld, heeft nooit gedacht aan een massa-explosief karakter en heeft er nooit aan hoeven denken ook al vanwege de opstelling van gemeente en MILAN, waarvan met name MILAN zich ook aan Bakker presenteerde als deskundig. Inmiddels is wel gebleken dat de werkelijkheid anders is.

Toen Forsman er achter kwam, op 10 mei 2000 dat er bij SE Fireworks zo'n kleine 160 ton evenementenvuurwerk mocht liggen sloeg hij geen alarm. Zijn verklaring betekent - als deze juist zou zijn - dat Milan jarenlang heeft geadviseerd en toezicht gehouden zonder een flauw benul waar het over ging.

De verklaring van Forsman betekent waarschijnlijk dat wel degelijk bekend was bij Milan dat er bij SE Fireworks evenementenvuurwerk lag - dat kan niet anders - maar dat dit gegeven bij de advisering en toezicht houden in feite geen enkele rol heeft gespeeld.
Wanneer je niets weet van vuurwerk dan is ook niet belangrijk om welk vuurwerk het gaat.

De ramp in een notendop samen te vatten:
We wisten niet dat in een woonwijk 158.5 ton evenementenvuurwerk was toegestaan.

De benodigde deskundigheid bij Milan was er niet.

De medewerkers MILAN niet alleen een adviserende taak hadden in de richting van de gemeente maar zij hadden eveneens een toezichthoudende taak:

Met betrekking tot op grond van de Wm vergunningplichtige inrichtingen waar ontploffingsgevaarlijke stoffen zoals vuurwerk worden opgeslagen, hebben ook de bij het Bureau Milan/AMV werkzame ambtenaren een toezichthoudende taak (art. 18.4 lid 1 Wm juncto art. 4 Batam). Zij oefenen toezicht uit op de naleving van die aspecten van een milieuvergunning die betrekking hebben op de gevolgen die de inrichting voor de externe veiligheid kan veroorzaken. Geconstateerde overtredingen worden door (de IMH en) het Bureau Milan gemeld aan het bevoegde gezag.

(De Staat: bijlage C, pagina 14, onder 3.26)

Bakker mocht dus naast gemeentelijke controle er ook van uit gaan dat MILAN op het bedrijf toezicht hield.

Maar was MILAN deskundig?

Circulaire Ministerie van Justitie mbt vuurwerk, pagina 9 onder Koninklijke Landmacht

Bij de Directie Materieel van de Koninklijke Landmacht is specialistische kennis aanwezig over de gevaarsaspecten bij het bewaren van vuurwerk. Ook is kennis aanwezig over verschillende classificatiecodes van typen vuurwerk

Ten Bosch, als getuige in de civiele procedure:

Ik zag de medewerkers als experts.

Ten Bosch bij de Politie (G7288) over Forsman op 10 mei 2000:

- dat een ramp als Culemborg met dit vuurwerk niet kan gebeuren
- bij brand de veiligste plaats een bunker was
- hij hier wel zou durven slapen.

Daar stond Bakker ook bij.

Forsman bij de RC:
Sinds september 1996 ben ik bij Milan werkzaam. Op dat moment voldeed ik niet aan de functie-eisen. Waarom ik toch werd benoemd weet ik niet.

Na mijn indiensttreding heb ik een cursus "handhaving milieuvoorschriften" gevolgd.
Andere cursussen die ik zou moeten volgen werden door omstandigheden steeds uitgesteld.

Mijn kennis over vuurwerk heb ik al werkende vergaard (?)
Daarnaast heb ik van - collega - Ceelen natuurlijk ook kennis opgepikt.
Over de deskundigheid van Ceelen kan ik niets zeggen. Ik kan ook niet zeggen of hij al dan niet geïnteresseerd was in zijn werk.

In die tijd had het bureau absoluut onvoldoende personeel.
Een tekort aan geld is weleens gebruikt als reden waarom ik geen cursus kon volgen.

Ik heb de aanname genoteerd dat het personeelstekort mijns inziens onvermijdelijk tot fouten zal hebben geleid. Ik kan en wil niet oordelen over de vraag of door Milan bij de advisering rond SE Fireworks fouten zijn gemaakt.

Vooral het "kan niet" is opvallend.

Dit zegt de man aan het hoofd van de adviesinstantie van de centrale overheid die ook zegt dat hij er pas op 10 mei 2000 bij toeval achter kwam dat er 158.5 ton evenementenvuurwerk lag terwijl zijn club al jaren adviseerde over consumentenvuurwerk.

Maar er wordt ook nog een verklaring gegeven:
Bij het Tolteam heb ik verklaard dat ik bij grote hoeveelheden vuurwerk van de klassen 1.4S en 1.4G er van uitga dat het gaat om consumentenvuurwerk. Ik neem dit aan omdat evenementenvuurwerk erg kostbaar is, bovendien gaat de kwaliteit er van bij langdurige opslag achteruit. In de praktijk komt opslag van dergelijke grote partijen dan ook nauwelijks voor.

De vraag wat het nut is van 158.5 ton consumentenvuurwerk in opslag dat op één dag per jaar de lucht in gaat is kennelijk niet bij hem opgekomen. En gaat dat dan niet achteruit in kwaliteit.

Milan weet gewoon niets van de opslag van vuurwerk!
Een enkele blik in het memorandum had Forsman kunnen leren dat het zelfs niet eens relevant was wat er feitelijk precies lag, want op het moment dat er sprake was van enig evenementenvuurwerk met veel consumentenvuurwerk dient het geheel te voldoen aan de normering voor groot vuurwerk (G3359).

Achteraf moest hij constateren dat SE Fireworks een gigant was op het gebied van evenementenvuurwerk.

Wagenvoort ter zitting Rb:
Het was algemeen bekend dat SE Fireworks in de jaren 90 hoofdzakelijk bezig was met evenementenvuurwerk.

Maar, dan moet Forsman zich op 10 mei 2000 rot geschrokken zijn toen hij begreep dat Milan zelfs niet wist wat er volgens de vergunning moest liggen qua zwaarte.

Is dat zo?
Want als hij daar achter kwam op 10 mei 2000 dan was toch onmiddellijk de vraag wat er dan in die 14 of 16 zeecontainers lag; daarover zegt hij echter:

Ik kan mij niet herinneren dat ik Bakker en Pater heb verteld dat in zeecontainers alleen consumentenvuurwerk mag worden opgeslagen.

en verder:
Ik heb de in het verleden gestelde voorwaarden als correct aangenomen en aan de hand daarvan gecontroleerd.
De brandwerendheid heb ik niet beoordeeld. Ik kan dat ook niet. Volgens mij is dit een taak van de brandweer.
Ik kan mij niet herinneren dat ik tijdens mijn controle in 1998 de sprinklerinstallatie heb gecontroleerd. Normaliter doe ik dat ook niet, dat is volgens mij een taak van de brandweer.

De situatie - bij Milan - is hetzelfde als op 1 januari 2000. Ik vind deze situatie waanzinnig.

Als Forsman bij de RC de - enige - test van TNO wordt voorgehouden met als resultaat dat 1.3 kan reageren als 1.1 is de reactie erg kort:

Ik was van deze test niet op de hoogte.

Ceelen (RC):
Meestal was de tijd er niet en tekende ik zonder de inhoud te lezen.

Achteraf moet ik ook zeggen dat onze kennis onvoldoende was. Ik weet ook nu niet hoe vuurwerk onder bepaalde omstandigheden reageert. Je zou hiervoor testen moeten doen. Ik heb in het verleden weleens voorstellen gedaan, die werden van de hand gewezen omdat er geen geld voor was.

Op het bureau hadden we ladekasten vol TNO-rapporten. Als ik tijd had las ik er weleens eentje door. We zijn door TNO niet gewezen op de gevaren van 1.1 vuurwerk.

De deskundigheid op het gebied van explosieve stoffen en vuurwerk was theoretisch, we werkten immers met de gegevens van anderen zoals TNO. (maar ook: bij TNO had ook maar een enkeling kennis van explosieven) Wij waren helemaal niet in staat een oordeel te geven over de classificatie.

Milan wil ook deskundig lijken wantom het ontbreken van deskundigheid te camoufleren worden deskundigen(?)rapporten van TNO veranderd om de schijn te wekken dat de rapporten van Milan zelf afkomstig zijn. Dit is ook niet zomaar onbenullig en knullig gedrag want het leunen op de deskundigheid van de ambtenaren van Milan is een prominent gegeven in deze zaak. De Enschedese gemeenteambtenaren zeggen - vide de vele verklaringen op dat punt - dat ze zijn blindgevaren op de adviezen van Milan; dit bureau van Defensie is als gezaghebbend en deskundig beschouwd.

Ook Bakker heeft de gepretendeerde deskundigheid als een gegeven gezien; hij heeft daar nimmer aan getwijfeld en hij heeft ook geen reden gehad om te twijfelen. Bovendien is er voor Bakker sprake geweest van een versterking van de gepretendeerde deskundigheid omdat hij zowel met gemeente-ambtenaren van doen had die zich door Milan deskundig voorgelicht hebben geacht, als met de mensen van Milan zelf.

En de opsporingsambtenaren die zich in gezelschap van bv Ten Bosch bij SE Fireworks vervoegden hebben in deze zaak verklaard dat zij geen enkele reden hadden te twijfelen aan de deskundigheid van de gemeente-ambtenaren, sterker, zij dachten juist dat deze goed op de hoogte van vuurwerk waren.

Wanneer Forsman in juni 1998 na de overname het bedrijf komt inspecteren zegt hij niet dat alles ongeveer in orde is. Hij zegt ook niet dat er hier en daar wat tekortkomingen zijn die verholpen moeten worden.

Wat hij zegt is dat er negen zeer concrete gebreken zijn geconstateerd en dat deze binnen dertig dagen verholpen moeten zijn. De opstelling van Bakker en Pater wordt daarbij zo ingeschat dat hercontrole niet noodzakelijk is. Dat was overigens een goede inschatting.

Uit het enkele feit dat de hercontrole niet nodig wordt geacht spreekt het vertrouwen in Bakker en Pater waaraan deze dan op hun beurt konden en mochten afleiden dat zij in de ogen van zowel Defensie als Enschede goed bezig waren. Ook Enschede vond de hercontrole niet nodig met als argument dat Bakker en Pater inderdaad de gebreken zouden verhelpen.

Milan heeft de gedachte bij Bakker en Pater dat zij op een goede en verantwoorde wijze een bedrijf runden dat altijd al zo geweest was, sterker, dat zij beter runden dat altijd was gebeurd meer dan bevestigd.

En dan tot slot:
Indien Bakker op enig moment inderdaad zou zijn gaan twijfelen over de aard van zijn vuurwerk en zou hebben bedacht dat het vuurwerk wel eens massa-explosief zou kunnen zijn.
Wat zou er dan gebeurd zijn ?

Allereerst uiteraard de vaststelling dat Bakker in dat geval waarschijnlijk nergens terecht zou hebben gekund, men (MILAN, gemeente, RVI, branche en TNO) zou op het label hebben gewezen.

Maar Bakker zet door en komt met een pak geld terecht bij TNO, bij de vuurwerkdeskundige van dat moment en TNO gaat testen.
Op advies van Kodde worden titanium salutes getest; zoals hiervoor al gesteld, het standpunt van Kodde is dat het inch-getal daarbij niet zoveel zegt, dus Bakker neemt de 3-inch titanium salute mee, daar heeft hij de meeste van (voldoende representatief !).
Wat zou daar dan uitgekomen zijn ?

Wat we weten is dat de Jong ter zitting van uw Hof heeft verklaard dat - met de kennis van na Enschede - alle titaniumshells als 1.1 moeten worden geclassificeerd. Daar zegt hij bij dat die wetenschap is gebaseerd op de testen na de ramp en informatie die na de ramp over buitenlandse testen is verkregen.

Maar diezelfde de Jong heeft na de ramp in Oldebroek vuurwerk van SE Fireworks getest en daaronder bevond zich de 3-inch titanium salute.

In de testen te Oldebroek is dit artikel nog geclassificeerd als 1.3 en dus niet massa-explosief !
Dus zelfs met de wetenschap van de ramp en vermoedens na de ramp over te zwaar vuurwerk werd toen in Oldebroek door TNO de massa-explosiviteit van de titaniumshell niet onderkend.

Maar Bakker zou - anders dan TNO ná de ramp - de massa-explosiviteit voor de ramp hebben moeten onderkennen.


Feit 4


Brandstichting en de causale keten

De causale keten is van belang omdat Bakker niet het laten ontstaan van de brand maar wel de verdere ontwikkeling van de brand verweten wordt.

Laat ik voorop stellen dat de verdediging zich niet kan vinden in de stelling dat voor de beoordeling van het telastegelegde niet van belang zou zijn op welke wijze de brand is ontstaan.

Zeker niet nu het Openbaar Ministerie bij requisitoir heeft gesteld dat ook in de visie van het Openbaar Ministerie door het opnemen van feit 4 in de telastelegging de ramp en de gevolgen van de ramp aan de rechter worden voorgelegd.

Ook de verwijzing door het Openbaar Ministerie naar de adequatietheorie, die door het Openbaar Ministerie (mede) gebruikt wordt om de ontwikkeling van de brand in redelijkheid toe te rekenen aan Bakker en Pater ondersteunt de visie van de verdediging dat voor een beoordeling van het onder 4 telastegelegde wel degelijk noodzakelijk is om te weten hoe het allemaal is begonnen.

Het gaat - volgens het Openbaar Ministerie - om de vraag of SE Fireworks hadden kunnen voorzien dat een eerste brandje zich kon uitbreiden. Maar van welk eerste brandje kan dat dan nog wel en van welk eerste brandje kan dat dan niet meer worden voorzien.

Overigens beseft de verdediging dat voor het onderdeel van de beschuldiging: massa-explosief vuurwerk de causale keten minder van belang is. Op dat punt is van belang of er bewijs te leveren is van opslag van massa-explosief materiaal en van het feit dat Bakker dat geweten zou moeten hebben (maar dan ook: geweten kúnnen hebben).

Als niet uit te sluiten valt of zelfs waarschijnlijk is dat er op 13 mei 2000 voordat de brandweer arriveerde mensen op het terrein aanwezig zijn geweest dan kan zonder dat duidelijk wordt wat daar gebeurd is de brand door schuld niet bewezen verklaard worden, simpel en alleen omdat dan niet duidelijk is wat deze mensen daar hebben gedaan.

Bovendien, als er wel gewerkt is op 13 mei 2000 - een hypothese van het NFI die na de verhoren ter zitting niet lichter bleek dan andere hypotheses - dan heeft dat consequenties voor de beoordeling van de aanwezigheid van vuurwerk in C2 op 13 mei 2000.
Als niet van belang is wat er eventueel op het terrein door mensen is gedaan, waarom mag er dan op het terrein niet gerookt worden en mag er geen vuurwerk afgestoken worden.

Dat mag uiteraard niet omdat dat gevaarlijk is; maar dan is het ook op 13 mei 2000 gevaarlijk.
Als op 13 mei 2000 een idioot shells in een losse mortierpijp is gaan afsteken, shells die volgens het NFI door een deur heen kunnen, dan is een ramp met geen enkele beveiliging te voorkomen geweest.

Ook als er - een ander door het NFI voor mogelijk gehouden scenario - brand is gesticht naast de container E2 en deze brand inderdaad geruime tijd gewoed zou hebben - één van de mogelijkheden - en daardoor de inhoud van E2 tot ontbranding zou zijn gekomen, dan is de sprinklerinstallatie in het centrale bunkercomplex niet meer van belang in de causale keten.

Dan is de enige bijdrage van het centrale bunkercomplex namelijk de laatste fatale explosie vanuit C11.
Daar hielp echt geen sprinkler tegen.


Bij het begin beginnen

Allereerst is de vraag aan de orde of de uitdrukking eerste vlammetje terecht is. Uiteraard niet, want we weten er helemaal niets van.
We kunnen net zo goed spreken over de eerste afgevuurde shell.

Op het moment dat de brandweer arriveert is C2 open en zo goed als uitgebrand; er worden bluswerkzaamheden verricht, er worden van minstens twee bewaarplaatsen de deuren geopend en er wordt vanuit de kubusgedachte gecontroleerd, in ieder geval in C3.
De betreffende brandweerman wil ook in C1 vanuit de kubusgedachte controleren maar hij durft dit niet aan omdat Kloppenborg - ten onrechte - tegen hem heeft gezegd dat daar het gevaarlijke spul ligt.
Achteraf kan vastgesteld worden deze mededeling van Kloppenborg de eerste handeling is na het ontstaan van de brand die de waarheidsvinding heeft belemmerd omdat we daardoor niet weten wat de betreffende brandweerman zou hebben gezien als hij wel in C1 zou hebben gekeken.

De situatie wordt al vrij snel als zijnde onder controle beoordeeld. Op dat moment is de bevelvoerder al om het centrale bunkercomplex gelopen waarbij hij zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van het centrale bunkercomplex niets bijzonders heeft gezien, althans niet iets wat hem in de gegeven situatie opviel.

Ook met betrekking tot C4 is hem niets bijzonders opgevallen.

Wat overigens hier bij C2 wel opvalt is dat er in de feitelijke toestand in C2 geen enkele aanwijzing te vinden is voor de aanwezigheid van 900 kg vuurwerk zoals Oosting uit de mond van Kloppenborg heeft willen geloven. De brand duidt daar niet op, de knal duidt daar niet op en de restanten duiden daar niet op.

900 kg is ongeveer 60 tot 70 dozen vuurwerk. Die hadden gevonden moeten zijn.
Of stonden ze er wel op 12 mei 's avonds maar niet meer op 13 mei om 14.45 uur omdat ze voor dat tijdstip zijn weggehaald ?

De foto's van dat moment zijn allemaal bekend.
Op deze foto's is te zien dat er in ieder geval één maar mogelijk twee voorwerp(en) op de grond lig(gen)t dat (die) geduid moet(en) worden als (een) losse mortierpijp(en). Mortierpijpen bevinden zich normaliter in het G-gebouw.

Bekend is geworden dat het G-gebouw op vrijdag 12 mei 2000 is afgesloten bij het sluiten van het bedrijf. Kloppenborg heeft verklaard dat hij op 13 mei 2000 op een onbekend tijdstip de deur van het G-gebouw heeft geopend, daar een waterblusser heeft gepakt en de deur weer heeft afgesloten; hij is er zelfs zeker van.

Eveneens is echter bekend geworden - en onverklaard gebleven - dat de brandweer bij aankomst op het terrein de betreffende deur open heeft aangetroffen.

In het dossier bevinden zich onder verklaringen van zeven getuigen die allen los van elkaar en sommigen met veel overtuiging verklaren dat zij oog- en oorgetuige zijn geweest van het eerste moment en dat dit eerste moment bestond uit het gecontroleerd omhooggaan van vuurwerk.

In een documentaire heeft de vuurwerkhandelaar maar ook de voorzitter van de VEN en beziger Wagenvoort, verklaard dat hetgeen door de getuigen is waargenomen naar zijn mening wijst het afschieten van shells uit één of meer mortierpijpen.

Voorzover de gedachte is dat het waargenomen vuurwerk afkomstig zou zijn uit de locatie C2, in de zin van tot ontbranding gekomen in C2, dan is volledig onverklaard gebleven en nog steeds niet te verklaren dat bij aankomst van de brandweer een grote schade wordt geconstateerd - en overigens ook op de foto te zien - aan de dakrand van het G-gebouw. Hier is een projectiel ingeslagen.
Het G-gebouw bevond zich exact op de kopse kant van het centrale bunkercomplex zodat een shell afkomstig uit C2 de hoek om moet zijn gevlogen. Dat nu is erg onwaarschijnlijk.

De Bruyn zegt daarover voor uw Hof: "Het lijkt, gezien de situering van de beschadiging ten opzichte van C2, niet aannemelijk dat deze beschadiging veroorzaakt is door vuurwerk uit C2".

Dit is een essentieel punt omdat in alle hypotheses op dat moment alleen nog vuurwerk dat in C2 lag tot ontbranding is gekomen, andere bewaarplaatsen waren nog dicht. Als de forse beschadiging aan het G-gebouw niet door vuurwerk uit C2 is veroorzaakt dan resteert als enige andere mogelijkheid dat het betreffende projectiel ergens weg is gehaald en is ontstoken. En hoe laat was dat dan ? En waarom is hier geen aandacht aan besteed ?

Er is gezien het bovenstaande haast aangetoond dat er zich op 13 mei 2000 voor 15.00 uur mensen op het terrein van SE Fireworks hebben bevonden; steun voor die stelling is ook in vele verklaringen te vinden.

Deze mogelijkheid wordt nog groter als de van opzettelijke brandstichting verdachte Andre de Vries in het verhaal betrokken wordt.
Er is in zijn zaak in ieder geval minstens één bijzonder gegeven en dat is de aanwezigheid van vuurwerksporen op een rood sportbroekje.
Meer in het bijzonder de aard van deze sporen.

Aan de hand van de verschillende verklaringen in zijn zaak lijkt wel vast te staan dat de Vries ten tijde van de ontploffingen ver van de Tollensstraat verwijderd was, op het Rutbeek of vlak bij het Rutbeek.
Hij heeft derhalve geen rampsporen op zijn kleding.

Maar de sporen wijzen volgens het NFI wel uit dat er aandrijflading (ontploft normaal op de grond) en uitstootlading/effectlading (ontploft normaal in de lucht) met elkaar samengesmolten op zijn kleding zit.
Hij was er dus bij toen een bom die in de lucht moest ontploffen op de grond ontplofte.

Maar als dat bij niet de ramp was, zeg maar na 15.30 uur, waar was dat dan wel en wanneer?

Als de Vries betrokken is bij het ontstaan van de ramp - en dat is hij zegt het OM - is dan niet de conclusie onontkoombaar dat het ontstaan van de ramp samenviel met een verkeerd ontplofte shell?

En wat deed de Vries dan op het terrein van SE Fireworks met een shell?
Hoe kwam hij daaraan?
Inbraak? Maar ga je de shell dan op de locus delicti afsteken?
Of was hij daar min of meer rechtmatig - bv om vuurwerk af te halen of te bekijken - en deed hij met zijn stomme kop iets stoms?
Als de brand in C2 begonnen is als gevolg van brandstichting door de Vries is het dan niet bijzonder toevallig dat van alle bewaarplaatsen de Vries precies de werkbunker C2 er uit pikt. Is het dan niet veel aannemelijker dat hij vrij toegang had tot vuurwerk omdat er anderen met de sleutel bij waren ? En dat C2 regulier open gemaakt was ?

De broer van de Vries handelt illegaal in vuurwerk, zo wordt door vele getuigen verklaard en bij de Vries zelf werd ook wat vuurwerk aangetroffen. Bij de Vries werd een telefoonnummer aangetroffen met daarachter de naam Pater, maar dit was een vergissing zegt de Vries het moest Peter zijn, Peter de Vries die tweemaal buiten aanwezigheid van Bakker op het terrein van SE Fireworks heeft gewerkt. Deze Peter de Vries verklaart zelf over het verstoppen van spul achter ander spul.

Hierna zal ik verder stilstaan bij de aanwezigheid van mensen op het terrein
op 13 mei 2000.

Maar nu al kan gesteld worden dat tegen de achtergrond van zoveel raadsels en vraagtekens het zeer aannemelijk is dat er op 13 mei mensen op het terrein zijn geweest; als dat het geval is weet niemand wat ze daar hebben uitgespookt, maar dat kan onder meer het afsteken van vuurwerk zijn.

Verder met de causale keten.
Beter gezegd met het ontbreken van enig inzicht in een causale keten. En dat brengt ons bij de scenario's. Het NFI reconstrueert het meest waarschijnlijke scenario en de Advocaat-generaal maakt daarvan dat dat het scenario is dat heeft plaatsgevonden. Dit soort scenario's zijn zeer bruikbaar als het gaat om bij gebreke van echte wetenschap een ramp zo goed mogelijk te verklaren. In het strafrecht moet echter "het meest waarschijnlijke scenario" worden beschouwd als "wij weten het niet scenario". Indien er drie scenario's (A,B en C) denkbaar zijn en de kansen zijn respectievelijk 30%, 30% en 40% dan wordt C het meest waarschijnlijke scenario. Maar een veroordeling baseren op een 40% scenario, dat kan toch niet. De stap die de Advocaat-generaal zet mag in het strafrecht niet gezet worden.

Het was de Officier van Justitie die in eerste aanleg nog stelde: "in deze zaak kunnen we slechts uitgaan van zekerheden" Dat is toch ook het wezen van ons strafrecht. Een scenario is slechts een scenario, een hypothese is slechts een hypothese en in het strafproces dient bewijs aangedragen te worden.

Het Openbaar Ministerie verlangt van uw Hof dat U Bakker een ramp in de schoenen schuift op basis van hypotheses en waarschijnlijkheden.

De brand begon waarschijnlijk in C2 wordt gezegd; dat staat niet vast.
Wanneer de brand van C2 naar C4 kan, zoals gezegd wordt, dan kan hij ook van C4 naar C2. De brand kan dus ook in C4 zijn begonnen.
In dat geval is het vuurwerk in C2 voor de ontwikkeling niet van belang want er wordt ook gesteld dat de ontwikkeling naar E2 kan zijn veroorzaakt door vuurwerk uit C4.

De mogelijke overgang van C2 naar C4 of andersom wordt toegeschreven aan een gat dat daar 25 jaar geleden zou zijn gemaakt, maar waar naast één getuige niemand iets van weet. Het gat is ook niet gevonden in de nog overeind staande restanten van de muur. Meer getuigen zeggen dat er helemaal geen gat zat en als er ooit een gat heeft gezeten dat het dicht is gemaakt. Smallenbroek is er stellig over.

Het komt erop neer dat volstrekt niet bekend is wat er bij C4 gebeurd is. Hoe de brand is ontstaan en hoe C4 open is geraakt. Niemand die iets gezien heeft of heeft gehoord. Een deskundige stelt dat het vanuit de kubusgedachte voor de hand zou liggen dat na het sein brand onder controle C4 geopend zou zijn ter controle. C4 blijft een onbekende factor.

Het volgende punt is de container E2.
Daar zou een karretje hebben gestaan en daarin zou vuurwerk terecht gekomen zijn afkomstig uit C4.
Maar: de brand naast de container E2 kan ook al langer dan een half uur gaande zijn geweest en kan volgens het NFI, vide het aanvullende proces-verbaal, een primaire brandhaard zijn geweest; E2 kan zelfs open gemaakt zijn en er kan brand ín E2 zijn gesticht.

De Advocaat-generaal geeft in zijn requisitoir een voorstelling van zaken die onjuist is.
Zo stelt de Advocaat-generaal (blz 19) dat blijkens het rapport van het NFI is komen vast te staan dat het zeer waarschijnlijk is dat er gedurende minimaal een half uur brand is geweest naast zeecontainer E2; de Advocaat-generaal verwijst naar de voetnoot van het Hoofdrapport, blz 40/62.

Heeft de Advocaat-generaal dan helemaal niet meegekregen dat ook deze conclusie onderuit is gegaan bij de Rechtbank; ter zitting van de Rechtbank heeft de Bruyn deze conclusie laten vallen en hij heeft zelfs een aanvullend PV opgesteld.

En even daarvoor stelt de Advocaat-generaal dat de telastelegging de visie van de Bruyn volgt waar hij in zijn verklaring tegenover de Rechtbank verklaart:

er zijn drie uitgangspunten, te weten:
1. de brand naast E2 is ontstaan door C2
2. de brand naast E2 is een primaire brandhaard
3. de brand naast E2 is ontstaan door C4

De telastelegging kan de Bruyn helemaal niet gevolgd hebben want genoemde visie van de Bruyn is pas ter zitting van de Rechtbank tot stand gekomen en de mogelijkheid van de primaire brandhaard naast E2 is nergens in het aanvankelijke NFI-rapport genoemd, want door de verdediging ter zitting naar voren gebracht en door de Bruyn bevestigd en overgenomen.

Ook de Officier van Justitie negeerde het door de Bruyn gestelde toen hij in zijn requisitoir nog stelde dat over de vraag waar de brand is ontstaan inmiddels weinig of geen onduidelijkheid meer bestaat.

Getuige/deskundige Lelieveld (ter zitting Rb):
Desgevraagd verklaar ik dat …….. de mogelijkheid van meerdere brandhaarden niet omver wordt geworpen, en als het primaire brandhaarden zijn, daarmee de mogelijkheid van brandstichting ook niet.

Om 12.00 uur is een luchtfoto gemaakt; op grond van de beelden op deze foto wordt gesteld dat er om die tijd zeer waarschijnlijk niemand op het terrein aanwezig is. Toch wordt van die foto door het NFI gezegd dat er een plekje is dat men niet kan verklaren, ook niet na nader onderzoek; die plek bevindt ongeveer op of vlak bij de erfafscheiding met Thole, bij container E2. Niemand kan stellen dat daar geen persoon te zien is. Een persoon op een dergelijke foto zal altijd een op zich niet te verklaren plek opleveren.

Er kan volgens het NFI sprake zijn van een primaire brandhaard naast E2; in dat geval is het ontploffen van E2 de aanvang van de noodlottige causale keten, eventueel richting Mavobox 7 en C11. In dat geval hebben de gebeurtenissen bij C2 en C4 en alles daarom heen, zoals bv belegging geen invloed gehad op het ontstaan van de fatale explosies; zij spelen dan geen rol bij feit 4.

Het verwijt dat dan overblijft, zoals ook de Advocaat-generaal zelf aangeeft, is het onvoldoende brandwerend zijn van de zeecontainer E2.
Maar voor een veroordeling terzake feit 4 moet de onvoldoende brandwerendheid als feit vaststaan, moet dit aan Bakker verweten kunnen worden en moet vaststaan dat de onvoldoende brandwerendheid in enig verband met de uitbreiding van de brand en de ontploffingen staan.

Hier wordt de uitdrukking "overheden hebben steken laten vallen" wel bijzonder wrang.
Want wanneer de brand naar E2 een primaire brand was en deze brand door onvoldoende brandwerendheid naar binnen kon slaan dan moet als eerste worden vastgesteld dat de eis van voldoende brandwerendheid niet in de vergunning was opgenomen en de opslag in déze zeecontainers onder déze omstandigheden was vergund. Zoals de Rechtbank overwoog.

Bakker vraagt - zoals veel anderen - een vergunning aan om vuurwerk in déze containers op te mogen slaan, daar komt een advies bij van de voor vuurwerk aangewezen adviesinstantie en de vergunning komt er zoals verzocht. Wanneer de containers dan niet blijken te deugen dan is Bakker verantwoordelijk voor één van de grootste rampen uit de laatste eeuwen en de vergunnende overheden met de gepretendeerde kennis van zaken hebben "steken laten vallen" ?

Bij de beoordeling van de zeecontainers is verder van belang artikel 20.8 van de Wet milieubeheer en het ontbreken van een bouwvergunning (was volgens de gemeente Enschede niet nodig) waardoor feitelijk in de vergunningen ten aanzien van de zeecontainers geen voorschriften van kracht waren. De Rechtbank heeft een sluitende redenering op dit punt gegeven.

De volgende redenering is dat een shell afkomstig uit E2 door de deur van MAVO-box 7 is geslagen en daar de voorlaatste explosie heeft ingeleid. Dit is speculatief. Het probleem zou dan zijn de brandwerendheid van de MAVO-box, maar als een bom door een deur kan slaan dan heeft dat niets met brandwerendheid te maken. Dat houd je dan niet tegen.

De overgang van MAVObox 7 naar C11 is al helemaal onverklaard gebleven.
Achterin C11 is de krater ontstaan, ook achter het daar opgeslagen vuurwerk.
Er zijn verschillende mogelijkheden aan de orde, waaronder die van schokinitiatie.
De verpakking kan verbrand of beschadigd zijn waardoor vuurwerk bloot is komen te liggen en van klasse is veranderd.

Overigens is ook de ontploffing in MAVO-box 7 onverklaard gebleven.

Bij het verklaren van de laatste fatale explosies en dan met name de laatste stuiten we op het feit dat er geen verklaring gevonden is, wat weer terug te voeren is op het feit dat er feite in Nederland weinig tot niets bekend is geweest over het gedrag van vuurwerk in opslagcondities.


Feit 4 per gedachtestreepje:
a.Op of omstreeks 13 mei 2000 en ook op of omstreeks 27 april 1998 tot en met 12 mei 2000 mocht er vuurwerk in C2 opgeslagen zijn volgens de vergunning. Gezien hetgeen hiervoor is opgemerkt kan niet bewezen worden verklaard dat vuurwerk dat op 13 mei 2000 in C2 aanwezig is geweest een causale rol in de ontwikkeling van de brand heeft gespeeld, nu de fatale brand ook ontstaan kan zijn door brandstichting naast container E2 of door andere oorzaken, zoals brand in C4. Mavobox 7, E2 of C11.

Ook kan niet bewezen verklaard worden dat de opslag van vuurwerk in C2 in enig opzicht gevaarlijk was. C2 maakte onderdeel uit van het centrale bunkercomplex en was als zodanig een van de afgesloten ruimten waar zich vuurwerk bevond. Indien de opslag daar niet altijd was toegestaan ogv de vergunningsvoorschriften betekent dat nog niet dat opslag op die plek gevaarlijk oid was.

In het H-gebouw mocht geen vuurwerk opgeslagen zijn doch voorzover daar wel vuurwerk heeft gelegen in strijd met enig vergunningsvoorschrift heeft dit vuurwerk geen enkele bijdrage geleverd aan het ontstaan of ontwikkelen van de brand zodat
de hier opgenomen omstandigheid ook indien bewezen voor de beoordeling van het telastegelegde niet relevant is.

b. Niet bewezen kan worden dat onverpakt vuurwerk aanwezig is geweest.
Subsidiair zij opgemerkt dat indien de aanwezigheid van onverpakt vuurwerk wel bewezen kan worden verklaard niet bewezen kan worden verklaard dat dit vuurwerk een rol in de causale keten heeft gespeeld.

c. De omstandigheden onder het derde streepje genoemd zijn alle vergunde omstandigheden. Overigens kan ook niet bewezen worden verklaard dat deze omstandigheden tot de ontwikkeling van de brand hebben bijgedragen, reeds vanwege het feit dat een langere brand naast E2 kan hebben gewoed die de inhoud van E2 heeft doen ontbranden.

En zelfs kan er - vide de Vries - overal brand gesticht zijn, bv ook in container E2 of MAVObox 7. Zie verder feit 1 over brandwerendheid en zelfsluitendheid.

d. De aanwezigheid van massa-explosief materiaal kan niet worden bewezen verklaard, vide allereerst hetgeen met betrekking tot feit 1 reeds is aangevoerd. Subsidiair kan Bakker op grond van hetgeen hiervoor is gesteld niet verweten worden dat hij het massa-explosieve karakter niet kende.



Feit 1, eerste gedachtestreepje H-gebouw


Vuurwerk in gebouw H


Gedoeld wordt op de aanwezigheid van een partij vuurwerk (Happy Lion) op 12 en 13 mei 2000 in gebouw H, zijnde evident geen bewaarplaats.

Voorop moet staan dat de aanwezigheid van een partij vuurwerk in gebouw H op enig moment als zodanig geen overtreding oplevert.
Immers, in 13.1.5 wordt vuurwerk ook buiten de bewaarplaatsen toegestaan tijdens intern transport. Er was op 12 mei 2000 geen enkele andere reden dan een intern transport situatie om de partij Happy Lion vuurwerk - tijdelijk - in gebouw H neer te zetten. Er was immers in vele bewaarplaatsen (waaronder ook C2!) voldoende ruimte.

Zo er al door Bakker een opdracht zou zijn gegeven om bij het uitladen deze partij in het H gebouw te parkeren dan is daar niets mee mis.
Vuurwerk dat uit een container komt is onderhevig aan intern transport; het kan tijdelijk buiten staan of tijdelijk binnen. Binnen is beter.

Overigens is het geven van een opdracht door Bakker in het licht van alles wat over de positie van Bakker is gezegd niet erg voor de hand liggend. Bakker was nu juist degene die zich niet met de opslag bemoeide.

Met name Kloppenborg heeft over de gang van zaken verklaard.
Hij spreekt zich echter ter zitting van de Rechtbank van 4 oktober 2001 tegen: zo zou de reden voor de opslag in gebouw H zijn dat er in andere opslagplaatsen geen ruimte meer was (blz 15). Even later (19) verklaart hij dat C2 op 12 mei 2000 was opgeruimd en dat je er goed doorheen kon lopen: ruimte genoeg.

Overigens levert de verklaring van Kloppenborg geen bewijs mbt het hier telastegelegde op: Bakker zou opdracht hebben gegeven tot het deponeren in gebouw H. Waar het om gaat is of Bakker wist dan wel moest weten dat de partij over het weekeinde in gebouw H zou blijven staan. Daarvan blijkt niets, waarbij nogmaals zij aangetekend dat de werkverdeling tussen Bakker en Pater was dat Bakker zich niet bezig hield met de opslag.

Oproepkracht Kampjes (G1063):
Ik weet niet waarom het er is geplaatst. Zover ik weet is dat nooit eerder gebeurd. Het gebeurde wel eens dat het ergens tijdelijk neer werd gezet, maar dit werd later in de opslagruimtes geplaatst.

Ook uit de verklaring van Willie Pater bij de politie (V111-0044) blijkt dat Kloppenborg zich kan vergissen:
In de kantine zei Rudi Bakker tegen ons, dat er een aantal mortieren weg moesten uit de opslagruimte H.

Jan Pater verklaart er ook over (G1725), maar uit zijn verklaring blijkt evident dat hij over een algemene gang van zaken praat en niet over 12 mei 2000:

Dit overleg vond plaats met Rudi Bakker en Willy Pater, ik of Hennie Kloppenborg overlegden dat. Van hen kregen wij dan de opdracht om het vuurwerk uit praktische reden tijdelijk te plaatsen in de aanbouw van gebouw H of in gebouw G.
Met praktische reden bedoel ik dat indien een container binnen kwam dan was er ongeveer 3 uur tijd om te lossen. etc.: een puur algemeen relaas.

Willie Pater (ter zitting Rb):
Op 12 mei 2000 is het klein vuurwerk na overleg tussen Bakker en mij, in loods H gelegd.
Op 12 mei 2000 was er op het bedrijf opslagruimte genoeg.

maar ook:
In de kantine zei Ruud tegen ons, dat er een aantal mortieren (geen misverstand: dit zijn lege lanceerbuizen) weg moesten uit de opslagruimte H. Desgevraagd verklaar ik dat Bakker dat zei in gezamenlijk overleg met mij. Bakker wist van de bedoeling om op de plaats die vrij kwam, dat vuurwerk neer te zetten.

Met name deze laatste zin geeft aan dat de opdracht om in gebouw H tijdelijk vuurwerk neer te zetten volgens Pater nu juist niet van Bakker kwam.

Feit 1, gedachtestreepje 2 en 6, vuurwerk in C2

Onder 1., tweede gedachtestreepje is telastegelegd het in strijd met voorschrift 13.1.2 vuurwerk aanwezig gehad hebben in C2.
Deze beschuldiging is onbegrijpelijk daar voorschrift 13.1.2 nu juist de aanwezigheid van vuurwerk in C2 toestaat. Weliswaar wordt in 13.1.2 verwezen naar de voorschriften met betrekking tot de in 13.1.2 genoemde ruimten, doch slechts voorzover het de wijze van opslag en de hoeveelheid betreft.

Onder 1. zesde gedachtestreepje is het vuurwerk in C2 opnieuw aan de orde gesteld, nu in relatie tot het voorschrift van 13.3.5.
Wanneer de werkzaamheden zijn beëindigd moet het vuurwerk in C2 worden teruggebracht naar de bewaarplaatsen. Op grond van voorschrift 13.3.7 mocht in C2 max. 100 kg vuurwerk van de klasse 1.1. aanwezig zijn. Daarmee levert de voormelde verplichting tot terugbrengen van de 100kg 1.1. naar een bewaarplaats een bijzonder probleem op want er was - behalve dus in C2 - geen bewaarplaats waarin vuurwerk van de klasse was vergund.

Een redelijke uitleg van de voorschriften tezamen kan opleveren de vaststelling dat kennelijk vuurwerk, in ieder geval het vuurwerk van de klasse 1.1 in C2 moest blijven liggen.

De revisievergunning van 1999 is niet eenduidig een revisievergunning nu in deze vergunning voorschriften zijn opgenomen met als tekst "in afwijking van …" en daarnaast vele voorschriften zonder deze aanhef. Een voorschrift als 3.1.8 (geen vuurwerk afsteken op terrein) komt in de vergunning van 1997 voor onder 13.1.9; het bestaan van de bepalingen in beide vergunningen maakt het revisiekarakter van de vergunning 1997 ondoorzichtig.

De bepaling van 3.1.2 uit de vergunning van 1999 betekent dat alle plaatsen waar vuurwerk is vergund bewaarplaatsen zijn geworden; immers vuurwerk mag alleen aanwezig zijn in de bewaarplaatsen terwijl in C2 evident vuurwerk aanwezig mag zijn. C2 is derhalve een bewaarplaats. Dit is een wijziging van de situatie van 1997 nu in de vergunning van 1997 nog (in 13.1.2) een onderscheid is gemaakt tussen enerzijds bewaarplaatsen en anderzijds de werk-/montage- en ompakruimte.

De Officier van Justitie heeft in het requisitoir gesteld dat van belang is de nevenschikking in voorschrift 13.1.2: "bewaarplaatsen" naast "werk-/montage- en ompakruimte".

Maar juist deze nevenschikking is in de vergunning van 1999 verdwenen; wanneer aan de nevenschikking juridisch van belang is dan geldt dat evenzeer voor de verdwijning van de nevenschikking in de tekst van 1999.

Ten Bosch (ter zitting rb):
Misschien dat bedoeld voorschrift door iemand wel aldus uitgelegd zou kunnen worden, maar dat is niet de intentie geweest.

In voorschrift 2.2.1 is bepaald dat 500 kg vuurwerk aanwezig mag zijn. Uiteraard dient de jurist dit voorschrift te lezen tezamen met het bepaalde in de vergunning van 1997 doch bij zoveel onduidelijkheden als hierboven aangegeven kan de leek tot de aanname komen dat vuurwerk te allen tijde in C2 toegestaan.

In de aanvraag betreffende deze 500 kg (G2648) is letterlijk te lezen:
Gaarne hadden wij onze opslagcapaciteit willen uitbreiden:
1. t/m 4…..
5. Ompakruimte, waar maximaal 500 kg ligt.

Evident is dat in C2 altijd vuurwerk heeft gelegen.
De vorige eigenaar Smallenbroek heeft zelfs onder ede verklaard dat hiervoor een aanvullende vergunning was afgegeven (wellicht lees: toestemming voor was gegeven).

Smallenbroek ter zitting Rb:
Dat vuurwerk hoefde na afloop van de werkzaamheden niet uit die werkbunker weg te worden gehaald. Het mocht daar blijven liggen. Dat stond ook in de vergunning. Ik neem aan in de vergunning van 1997. Daarvoor mocht het echter ook Of het altijd zo geweest is weet ik niet.

Ik blijf bij die verklaring. Naar mijn mening mocht ik ook vuurwerk in C2 laten liggen.

Het is wel zo dat ik Bakker en andere werknemers heb verteld over de schriftelijke verkregen toestemming om vuurwerk dat nog verpakt was, of nadat een opengemaakte doos weer was dichtgesealed, in C2 te laten liggen.

Deze verklaring wordt ondersteund door hetgeen Kloppenborg ter zitting als getuige heeft verklaard:

Door Bakker en Pater is mij verteld dat er in C2 aangebroken dozen vuurwerk mochten liggen.

(Jan) Pater heeft niet expliciet tegen mij gezegd dat er dozen stonden, die er niet mochten staan. In C2 stonden cakedozen die aan de bovenkant open waren. Dat mocht niet. Die dozen moesten namelijk worden dichtgesealed.
Bakker en Pater hadden mij eerder verteld dat er in C2 ook aangebroken dozen mochten staan. Deze dozen werden echter wel steeds dichtgesealed.

Ook uit de verklaringen van Bakker en Pater op dit punt blijkt dat zij er vanuit zijn gegaan dat een hoeveelheid vuurwerk in C2 mocht blijven liggen.

Tevens blijkt uit het dossier dat er op dit punt nimmer een opmerking is gemaakt door een controleur/handhaver.

Ten Bosch (ter zitting Rb):
Op 10 mei 2000 heb ik voor het laatst een bezoek gebracht aan SE Fireworks.
Ik weet niet of er op dat moment op het bedrijf werd gewerkt.
Bij gelegenheid van dat bezoek ben ik toen ook door bunker C2 gelopen. Volgens mij werd er in die bunker toen niet gewerkt.

Willie Pater als getuige ter zitting Rb over C2:
Volgens mij ben ik op vrijdag 12 mei 2000 als laatste in C2 geweest. Ik heb de bunker toen aangeveegd. Op dat moment lag er niets los in C2. De situatie in C2 was niet anders dan op andere dagen. Desgevraagd verklaar ik dat er in C2 altijd vuurwerk heeft gelegen. Ook in de periode van Smallenbroek was dat het geval.

Desgevraagd verklaar ik dat ik indertijd eens heb gehoord dat er 500 kg in C2 mocht liggen, als je ermee aan het werk was. Als dat nog niet klaar was, dan mocht het vuurwerk in C2 blijven liggen. Ik bedoel hier dus mee de werkzaamheden aan het vuurwerk.

Is dit ook niet de meest logische gedachte?
In ieder geval is het een gedachte die niet strijdig is met de tekst van voorschrift 13.3.5
En elke dag lopen met vuurwerk - tot 500 kg - waaraan al was gewerkt (bijvoorbeeld klaarmaken voor een show) kan minder veilig zijn dan laten staan in C2


Feit 1, derde, vierde en vijfde gedachtestreepje: zelfsluitendheid en brandwerendheid


Geen zelfsluitende deuren, in strijd met voorschrift 13.2

Forsman (RC):
Voor detaillisten wordt die eis wel gesteld om te voorkomen dat zij in de hectiek tijdens de verkoopdagen een deur te lang open laten staan. Bij de vuurwerkgroothandel is deze eis onpraktisch gebleken. Je zou dan drie mensen nodig hebben om een pallet vuurwerk uit een bunker te halen, twee om de deuren open te houden en een om de heftruck te besturen. Op enig moment is besloten die regel niet te handhaven.

Meijerink (ter zitting Rb):
De kwestie met de deuren van de MAVO-boxen speelde in 1979 (!), Het onderwerp "zelfsluitendheid" was een moeilijk thema.

Ten Bosch (ter zitting Rb):
Ik ben er toen van uitgegaan dat de zeecontainers geplaatst konden worden in de staat, zoals ze gehuurd waren.

Ten Bosch (bijlage C, blz 15 onder 49.):
Van geen enkele bewaarplaats bij SE Fireworks waren de deuren zelfsluitend gemaakt. Dat was in strijd met de vergunning, maar toen het kierprobleem werd opgelost is de sluiting van de deuren, en daarmee ook het ontbreken van zelfsluitendheid geaccepteerd door Bouma, Meijerink en mijzelf. Deze kwestie moet ergens in 1993 of 1994 aan de orde zijn geweest.

De Commissie Oosting heeft dit gebeuren - ver voor de tijd Bakker/Pater - mede genoemd als voorbeeld van het feit dat geconstateerde overtredingen steeds werden gelegaliseerd.

En is legaliseren niet een niet toegestane toestand wel toegestaan maken; iets wat in 1993 of 1994 gelegaliseerd is, is daarna - vanaf 1998 - juist daardoor toegestaan!

Gemeente Enschede (bijlage D, blz 59 onder 2.126):
Uit voornoemde verklaring van Ten Bosch (gedoeld wordt op getuigenverklaring in civilibus) blijkt dat de afwezigheid van zelfsluitende deuren is geaccepteerd nadat de kieren in de deuren op adequate wijze waren hersteld. De Gemeente heeft op goede gronden aangenomen dat de bewaarplaatsen hiermee voldeden aan de brandwerendheidseisen van de destijds geldende hinderwetvergunningen
Overigens was enkel voor de MAVO-boxen een zelfsluitende deur voorgeschreven.

en
In voornoemde brief d.d. 6 december 1993 is SE Fireworks tevens aangeschreven de deuren van de bunkers goed sluitend te maken.

Dat SE Fireworks aan deze aanschrijving heeft voldaan, blijkt uit de verklaring hierboven van Ten Bosch opgenomen in het proces-verbaal van 20 november 2000:

Nog even Forsman bij de RC op een vraag van de Officier van Justitie:
U zegt mij dat, anders dan ik zojuist veronderstelde, in het memorandum groot vuurwerk de eis van zelfsluitendheid van deuren van vuurwerkopslagplaatsen wel degelijk is vermeld. Dat is goed mogelijk. In de praktijk werd dit echter niet gehandhaafd.

Ten Bosch ter zitting Rb over brandwerendheid:
Desgevraagd verklaar ik dat ik de eis van 120 minuten brandwerendheid ten aanzien van de zeecontainers in de vergunning van 1997 heb laten vallen. Daarvoor is in de plaats is het voorschrift gekomen dat de containers één meter uit elkaar moesten staan. In de vergunning van 1999 is zowel de eis van 120 minuten brandwerendheid als voormelde 1 meter grens weggelaten. Ik dacht dat dat kon op grond van het advies van defensie. Ik merk nog op dat Forsman tijdens het bezoek aan SE Fireworks op 10 mei 2000 zei: "wat er is Culemborg is gebeurd, kan hier niet gebeuren"

Wat voor de zelfsluitendheid geldt, geldt evenzeer voor de brandwerendheid.
De feitelijke toestand voor 1998 is gelegaliseerd en de brandwerendheid zoals die er was is voldoende beoordeeld en vergund.

Primair is de verdediging van oordeel dat hier gesproken moet worden van voorgeschriften die niet langer onderdeel zijn van de vergunning en dat derhalve vrijspraak dient te volgen. Subsidiair kan de verdediging zich vinden in de beslissing van de Rechtbank die op grond van het jaren voor Bakker al jaren bewust en gemotiveerd niet meer handhaven is gekomen tot ontslag van rechtsvervolging.


Telastelegging feit 2, bijplaatsing E15 en E16


Voorzover de Gemeente de twee illegaal geplaatste containers wel op 10 mei 2000 had ontdekt, is voldoende aannemelijk dat het gebruik van deze zeecontainers als opslagruimte ten behoeve van vuurwerk - gelijk de Gemeente in 1999 deed ten behoeve van 11 zeecontainers - had kunnen worden vergund.

Aan het woord de Gemeente Enschede (bijlage D, blz 60, 2.129)

En nog stelliger:
Afgezien daarvan wordt er nogmaals op gewezen dat de Gemeente, indien zij de overtreding op 10 mei 2000 wel zou hebben geconstateerd, deze overtreding zou hebben gelegaliseerd door het verlenen van een bouwvergunning.

(bijlage D, blz 65, 2.144)

Overigens:
Met betrekking tot de zeecontainers E15 en E16 staat zelfs niet vast of er wel vuurwerk in heeft gelegen.

Aan het woord de Staat (bijlage C, blz 20, 4.25)

Zelfs indien er van wordt uitgegaan dat er in E15 en/of E16 vuurwerk heeft gelegen
staat niet vast dat Bakker hieraan leiding heeft gegeven of zelfs maar wist dat dit het geval was.

Pater ter zitting:
De containers zijn besteld door Bakker. Hij wist dus ook hoeveel containers er stonden en hij was ook op de hoogte van het feit dat er in elke container vuurwerk zat. De reden voor mijn wetenschap dat Bakker wist dat er in elke container vuurwerk zat, is dat ik gewoon aannam dat Bakker dat wist. Ik heb niet met eigen ogen gezien dat Bakker in die containers heeft gekeken.

Deze verklaring onder ede afgelegd houdt in dat Pater er weliswaar vanuit is gegaan dat Bakker wist dat er vuurwerk in beide containers lag maar dat die aanname niet op enig feit of omstandigheid is gebaseerd: hij nam het gewoon aan!

In de telastelegging is overigens slechts gesteld dat SE Fireworks in strijd met de vergunning het aantal vuurwerkbewaarplaatsen heeft uitgebreid door het bijplaatsen van twee containers. Het bijplaatsen van een tweetal containers is niet hetzelfde als het uitbreiden van het aantal vuurwerkbewaarplaatsen; voor dit laatste is uiteraard evenzeer nodig dat de bijgeplaatste containers worden bestemd voor de opslag van vuurwerk, bv door er feitelijk vuurwerk in op te slaan.

Bakker heeft verklaard dat de containers zijn bijgeplaatst om mortierpijpen en papier - tijdelijk - in op te slaan. In de telastelegging is echter volstaan met de stelling dat het sec plaatsen van containers, ook als die een geheel andere bestemming hebben dan vuurwerkopslag, voldoende is om te spreken van het uitbreiden van het aantal vuurwerkbewaarplaatsen. Omdat het plaatsen van containers niet voldoende is om reeds om die reden van een uitbreiding van het aantal vuurwerkbewaarplaatsen te spreken reeds daarom vrijspraak te volgen.





Enige indrukken van S.E. Fireworks



1. G1/0081:
Marieke BARGEMAN,
"In de tijd van Smallenbroek stond de roldeur van het bedrijf Fireworks wel eens wat langer open. Toen Bakker de boel had overgenomen ging de roldeur altijd direct weer dicht nadat er een auto naar binnen was gereden danwel naar buiten was gereden."

2. G1/0277:
Richard Hendrikus Grimoaldus BOSSINK,
"Ik weet dat de roldeur van het bedrijf alleen geopend werd als er auto's naar binnen moesten of naar buiten. Verder zat de deur altijd dicht. (…) Soms kon ik door de geopende roldeur naar binnen kijken en dan zag ik de vuurwerkbunkers. Dit leken garageboxen. Ik heb nooit gezien dat daarvan de deuren open stonden."

3. G3/1038:
Gert Jan KAMPJES,
Sinds Rudy en Willy de eigenaren van dit bedrijf zijn, zijn de veiligheidsmaatregelen aangescherpt. Bij hun stond veiligheid voorop. Wanneer je van een show terug kwam, waren zij altijd op het terrein aanwezig en spraken dan de show met je door."

4. G3/1284:
Harry KRAP,
"In 1998 of 1999 werd de firma SE FIREWORKS overgenomen door twee werknemers, RUUD BAKKER EN WILLY PATER. Mijn contact met het bedrijf bleef gewoon doorgaan. (…) In 1999 ben ik toen begonnen met de cursus PYRO-TECHNICUS. (…) De cursus werd volledig betaald door SE FIREWORKS. (…)."

Opmerking:
hier wordt aangegeven dat veiligheid wel degelijk geld mocht kosten.

"Die cursus duurde 5 weken. (…) Na deze cursus was ik gediplomeerd en mocht ik zelfstandig vuurwerken afsteken. (…) Ik ben bij SE FIREWORKS aangenomen door Ruud Bakker. (…) Ik weet dat WILLY PATER ook medeeigenaar van het bedrijf is maar ik heb meer met RUUD te doen. RUUD is punctueler en precieser. Hij belt altijd naar shows en informeert hoe het gaat. Het ziet er, sinds hij het bedrijf heeft overgenomen, van SMALLENBROEK, nog netter uit."


5. G3/1407:
Albert VAN DER MEULEN,
"Ik heb het grootste gedeelte onder Smallenbroek gewerkt. De laatste twee jaar onder Bakker. Bakker had het beter voor elkaar. Hier mee bedoel ik dat hij strakker was met het roken op het terrein. Hij was veel strenger en hamerde veel op de veiligheids eisen. (…) Hij was ook meer betrokken bij het personeel. Hij zorgde gewoon goed voor de veiligheid. Zowel voor zijn mensen als voor het publiek."


6. G4/1739:
Frederik PEN,
"Toen ik bij S.E. FIREWORKS was om met RUDIE over de zaken te spreken (…) heb ik van Rudi een rondleiding over het terrein van FIREWORKS gehad (…). (…) Daarna heeft hij enkele bunkers laten zien waarin dozen met vuurwerk waren opgeslagen. Het viel mij op dat het een schoon bedrijf was. Je zou er als het ware van de grond kunnen eten."

7. G2/0937:
Johan HOOGEZAND,
"Ik wil nog opmerken dat wel lol was binnen het bedrijf, maar dat er absoluut veilig werd gewerkt. De veiligheidsvoorschriften stonden op nummer 1. Voor vertrek werd gecontroleerd of alles in orde was. Door Rudy werd dan nog een rondje over het terrein gereden om nog eens alles te controleren. Vergeleken met vele andere bedrijven is Fireworks een vooraanstaand bedrijf. Uit eigen initiatief zijn er opleidingen gevolgd. Het stuit mij tegen de borst dat men Fireworks nu als negatief afschildert."

8. G4/1631:
Berendina Johanna OUDE KEIZER,
"Zoveel trammelant als er eerder met de familie Bakker was zo rustig was het nu de laatste jaren nadat Rudy het vuurwerkbedrijf had overgenomen van Smallenbroek."

9. G5/1928:
Eize SELKER,
"Ik ben een oud werknemer van SE Fireworks te Enschede. Ik heb daar gewerkt tot 7 januari 1998. Op die dag kreeg ik namelijk een auto ongeluk. (…) In de maand april 1998 is SE Fireworks overgegaan van Harm Smallenbroek naar Willy Pater en Rudy Bakker. (…) Ik vond de heren Bakker en Pater gespecialiseerde mensen die professioneel te werk gingen."

10. G5/2017:
Hermanus Maria SNIPPERS,
"Medio 1998 neemt het bedrijf van mijn vrouw weer geregeld vuurwerk af van SE Fireworks. (…) Het kwam mij voor, tijdens bezoeken die ik aan het bedrijfsterrein aan de Tollensstraat te Enschede van SEF bracht, dat de nieuwe eigenaren zich mijns inziens aan de veiligheidsvoorschriften hielden die gebruikelijk zijn in deze branche. Deze bezoeken waren al dan niet aangekondigd."

11. G6/2495:
Eddy Zwiers,
"Ik heb wel duidelijke instructies gekregen in verband met het werken op locatie. Rudy was erg strikt in verband met de veiligheid van de medewerkers en de omstanders van een show."

G6/2496:
"Ik heb nog nooit meegemaakt dat de mortierbommen in mortierbuizen zaten tijdens het vervoer. Ik zou daar ook nooit mee gaan rijden. Dit is erg gevaarlijk. (…) Ik heb nog nooit meegemaakt dat bij het opbouwen de standaard verpakking van deze mortierbommen open waren. Ik heb deze verpakking altijd ter plaatse opengemaakt."

G6/2497:
"Naar mijn weten heeft elke medewerker bedrijfskleding met de naam van het bedrijf erop. Dit werd altijd gedragen. Wanneer ik op het bedrijf kwam, droeg iedereen de werkkleding. Dit was verplicht voor het werken op het terrein en voor het werken op locatie. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand op het bedrijf werkte en niet de bedrijfskleding droeg."

G6/2498:
"Ik heb alleen maar positieve ervaringen met Rudy Bakker. Het is een goede, zakelijke baas voor mij geweest. Hij hamerde continu over onze veiligheid en de veiligheid van het publiek tijdens het werk."

12. G8/3278:
fragment uit verslag van Nico TEN BOSCH genaamd "Historie SE Fireworks",

De eerst volgende controle is op 10 juni 1998 uitgevoerd door de heer Forsman van de Koninklijke Landmacht.Tijdens deze controle zijn een aantal overtredingen geconstateerd. (…) De overtredingen zijn allereerst telefonisch besproken met de heer Bakker, een voor ons, nieuwe eigenaar van het bedrijf. De heer Bakker voelde zich behoorlijk aangesproken door de brief en gaf aan dat hij het zeer serieus nam. De heer Bakker heeft toen tevens aangegeven, naar aanleiding van het bezoek van de heer Forsman, de meeste overtredingen ongedaan te hebben gemaakt. Met betrekking tot punt 6 was er een misverstand. (…) In de controle brief stond tevens dat het aantal containers nu totaal 7 bedroeg. Dit was meer dan vergund maar er bestond geen bezwaar tegen deze containers. Het diende wel middels een wijziging van de vergunning te worden geregeld. Overigens zijn hierbij absoluut geen opmerkingen gemaakt over de brandwerendheid van de zeecontainers."

G8/3279:
"Vanwege het wijzigen van de vergunning, het nagaan of de overtredingen waren verholpen en de gesprekken over een nieuwe locatie, is het bedrijf hierna meerdere keren bezocht. Tijdens het eerste bezoek is nagegaan of de overtredingen ongedaan waren gemaakt. Het viel hierbij op dat het bedrijf zeer netjes was opgeruimd. De regenboogvloeistof was nog niet uit de bunker verwijderd. De heer Bakker heeft mij toen gevraagd hoe deze wel mochten worden opgeslagen. (…) Mijn bevindingen waren dat de overige overtredingen, met uitzondering van de bijgeplaatste zeecontainers, ongedaan waren gemaakt.


13. G9/3715:
Johannes Marinus Andreas WASSERMAN,
"Ik ben als zelfstandig veiligheidsadviseur werkzaam binnen de Europese Unie. Een veiligheidsadviseur moet volgens de Europese richtlijnen vanaf 1 jnauari 200 zijn aangesteld binnen ieder bedrijf dat zich bezig houdt met het opslaan, laden en lossen en vervoer van gevaarlijke stoffen. (…) Ongeveer in augustus 1999 hebben wij een mailing uit gedaan naar diverse bedrijven waarin wij de bedrijven wezen op de situatie per 1 januari 2000. Naar aanleiding van deze mailing werd er door S.E. Fireworks, in de persoon van de heer Bakker, contact gezocht met mij. (…) Op 10 november 1999 (…) ben ik bij het bedrijf S.E. Fireworks (…) aangekomen."

G9/3716:
"Na het gesprek met de heer Bakker stelde hij zelf voor om het bedrijf te bekijken. (…) Mijn indruk was toen dat het zowel in de bunkers als verder op het terrein er netjes uit zag."

14. G9/3918:
Ernst Peter Ruben HEIJT,
"Mijn indruk van SEF VOF is een secuur strak bedrijf, dat gerund werd door een paar goeie deskundige personen. Als ik daar was, zag er alles schoon, netjes en strak uit. Ook hun shows, waar ik er een paar van heb gezien, waren altijd strak en goed verzorgd."


15. G12/4978:
Johannes Hermanus OVERBERG,
"Over de bunkers en andere gebouwen kan ik weinig verklaren. Wel was het terrein altijd erg schoon, er lag geen troep en rotzooi. Bakker was echt de direkteur en Willy Pater was de harde werker. Het waren voor mij prima bazen. (…) Het was leuk werken op het bedrijf."

16. G12/5168:
Jan Herm KORTERINK,
"Ik weet dat ik bij S.E. Fire Works aan de Tollensstraat te Enschede een nieuwe mastieklaag op het dak van de bunkers (loodsen) heb aangebracht. Als u zegt dat dat in 1999 is geweest dan kan dat wel zo zijn. Ik weet de tijd niet meer. (…) Nu achteraf gezien ben ik in eerste instantie daar te woord gestaan door de heer Bakker. (…) Bakker deelde mij mede dat er op het terrein niet gerookt mocht worden. Dat mocht alleen in de kantine van het bedrijf. De grote roldeur werd geopend en ik kon de auto met materialen het terrein op rijden. Daarna werd de roldeur direct weer gesloten. Dat ging altijd zo, zo ik daar werkte. (…) Ik vond dat het terrein er netjes uitzag. Er lag nergens losse rommel. Ik zag dat bij alle deuren van de loodsen een brandblusser hing. Ik zag wel dat als er wat uit de bunkers gehaald moest worden dan men dan eerst keek waar wij aan het werk waren. Ze bleven altijd wel op een afstand met spullen uit die bunkers. De daken van de bunkers zagen er op de dakbedekking na goed uit. Er waren nergens gaten waardoor je in de loodsen kon kijken. (…)"

G12/5169:
"De deuren van alle bunkers waren altijd gesloten De deur van de montagehal stond wel open als men daar aan het werk was."



De vervolging en het onderzoek


Inzet van de verdediging is dat uw Hof aan het eind van deze strafzaak tot het inzicht zal zijn gekomen dat deze zaak door het Tolteam niet goed is uitgerechercheerd en dat het Openbaar Ministerie de zaak volkomen verkeerd heeft beoordeeld en neergezet, te beginnen met de behandeling van Bakker als een echte crimineel inclusief hameren op vluchtgevaar en te eindigen met een eis van 30 maanden; daartussen in dan de visie dat de directeuren als enige in Nederland op de gedachte hadden moeten komen dat vuurwerk massa-explosief kan zijn, de kern van feit 4 en de kern van waar het nu nog over gaat.

De Rechtbank in Almelo heeft op 2 april 2002 in deze zaak een vonnis gewezen dat aan duidelijkheid niets te wensen overlaat.
Het is te betreuren dat de Officier van Justitie heeft gemeend in beroep te moeten gaan en dat de Advocaat-generaal hem daarin gevolgd is.
Het was immers de Officier van Justitie die bij de Rechtbank (blz 4 onderaan) opmerkte:

Het is ook goed dat nu, na bijna twee jaren van onderzoek en strafrechtelijke procedures, door een vonnis van uw rechtbank een eind komt aan deze strafzaken. Dit kan mogelijk bijdragen aan de verwerking van de ramp door al die slachtoffers.

Uiteraard heeft het het Openbaar Ministerie vrijgestaan om hoger beroep in te stellen.
Maar vastgesteld moet wel worden dat het vonnis van de Rechtbank Almelo niet een vonnis is waarin ternauwernood is vrijgesproken.
Het oordeel van de rechtbank dat haar gebleken is dat niemand in Nederland enig benul had van de gevarenklasse waarin grote hoeveelheden opgeslagen vuurwerk ingedeeld behoren te worden stond en staat als een huis.

En leidt vervolgens terecht tot de vaststelling dat niemand zich bewust is geweest van het risico van grote hoeveelheden vuurwerk in opslag.
En voor Bakker nog een stap verder: die onbewustheid kan hem niet verweten worden.

Het vonnis van de rechtbank is zó uitgesproken dat een andere uitkomst bij uw Hof zou leiden tot de situatie dat twee ervaren strafrechterlijke colleges tot oordelen komen die mijlenver uit elkaar liggen: het is hier niet een 49/51 situatie. En als dat kan, zo ver uit elkaar liggen, is de vraag wel gerechtvaardigd of bij die zo verschillende visies van strafrechters het nog wel maatschappelijk aanvaardbaar is om burgers die ten aanzien van de massa-explosiviteit geen opzet wordt verweten als enige de schuld voor een nationale ramp toe te dichten.

Dit speciaal daar waar de echte verantwoordelijken voor het ontbreken van inzicht in het gevaar inderdaad de dans hebben kunnen ontspringen. Ook dit gegeven had bedacht moeten worden: consequenties van een veroordeling kunnen soms te groot zijn.

Het Openbaar Ministerie heeft in mei 2000 een verkeerde keuze gemaakt: terwijl voor het aanwijzen van schuldigen de belangrijkste vraag eerst hád moeten zijn "wat is daar gebeurd" is gekozen voor de vaststelling "zij hebben het gedaan". Hoe onduidelijk daarbij dat "het" is geweest kan genoegzaam blijken uit de onderbouwing van de verdenking tegen Bakker destijds.

Maandenlang was de redenering: als men zich aan de vergunning zou hebben gehouden had de ramp niet kunnen gebeuren, waarbij kennelijk de vergunning kritiekloos als afdoende werd aangenomen: het Openbaar Ministerie is bij het construeren van de ernstige bezwaren volledig afgegaan op een adequaat optredende vergunningsverlener.

Ook een gesprek van mij met de Officier van Justitie nog voor de gevangenhouding was volstrekt kansloos: meneer waar praat u over, deze man kan nooit meer terug naar Enschede e.o., dat weet hij als geen ander en is dus per definitie thuisloos en vluchtgevaarlijk.

De opvatting van het Openbaar Ministerie is blijkens het requisitoir van de Advocaat-generaal dat de diverse overheden steken hebben laten vallen. Als dat écht de visie van het Openbaar Ministerie is dan is in ieder geval te begrijpen dat de aandacht van het Openbaar Ministerie zó bij de directeuren is komen te liggen. Maar deze visie getuigt van weinig gevoel voor de realiteit.

De Rechtbank dacht er duidelijk anders over:
Overheden hebben hun taken in deze op een volstrekt onbegrijpelijke wijze uitgevoerd. De gemeente Enschede heeft uit veiligheidsoogpunt volstrekt onacceptabele situaties in het leven geroepen. Er is vergund wat nooit vergund had mogen worden. Etc etc.

Een Openbaar Ministerie dat drie jaar na de ramp, met de kennis van nu dit volkomen falend overheidsoptreden afdoet als "steken laten vallen" moet niet klagen als het minder serieus wordt genomen in de beeldvorming.

Het Openbaar Ministerie had niet de directeuren van meet af aan moeten criminaliseren. Na Enschede heeft de ramp in Volendam plaatsgevonden: de verdachte in die zaak zat als eigenaar slechts een paar uur op het politiebureau. Zo kon het dus ook.

De doorslaggevende negatieve rol van de diverse overheden had in de afweging moeten worden betrokken en niet in april 2001 maar in mei 2000 had aan de consequenties van het Volkelarrest en de Pikmeerarresten gedacht moeten worden.

En dan had besloten moeten worden om bij ontstentenis in de strafzaak van de echte verantwoordelijken beide directeuren eveneens niet voor de strafrechter te brengen. Want ook het Openbaar Ministerie had moeten inzien dat, wanneer het zijn zin krijgt, te weten een veroordeling voor feit 4, op deze wijze, strafrechtelijk misschien niet, maar maatschappelijk wel de directeuren als enige dé schuld van de ramp zullen krijgen.

En dan niet schuld in de beperkte strafrechtelijke zin, met zijn leerstukken als voorwaardelijk opzet, bewuste en onbewuste schuld, Garantenstellung en wat dies meer zij, maar gewoon schuld recht voor zijn raap:

"Jij hebt het gedaan", zonder enige nuancering; jij hebt een nationale ramp met 22 doden op je geweten. Anderen hebben immers slechts steken laten vallen en zijn níet veroordeeld

En dan is er nog iets waarom deze strafzaak niet goed is.
Het Openbaar Ministerie heeft bij de afloop van deze strafzaak zeer zwaarwegende eigen belangen gekregen die het Openbaar Ministerie niet mag hebben. Sommige van die belangen waren er van meet af aan, andere belangen zijn daar bijgekomen.

De overheid is uitdrukkelijk verantwoordelijk voor de ramp, maar kan niet strafrechtelijk ter verantwoording worden geroepen; politiek is de ramp al vergeten en in de civiele procedures vecht de overheid keihard de conclusies van TNO, NFI en de Commissie Oosting aan bijvoorbeeld door te stellen dat zwaarte en gewichten van het opgeslagen vuurwerk helemaal niet vast staan en dat niet vast staat dat getest vuurwerk representatief was.

NFI, TNO en Oosting zijn in de strafzaak zeer goed bruikbaar maar als hun bevindingen in de civiele zaak geld kunnen gaan kosten dan moeten ze van tafel.

Als het dan over beeldvorming gaat, over betrouwbare overheid en over vertrouwen in de rechtshandhaving dan moet je slachtoffers vooral op deze wijze tegemoet treden. Leg dat dan eens uit in plaats van krokodillentranen te plengen over beeldvorming.

Hoe fouter de directeuren zijn hoe minder de overheid er aan kan doen.
Dat is het eerste eigen belang van het Openbaar Ministerie, dat direct zal repliceren dat het onafhankelijk is en zelfstandig tot besluiten komt. Maar de belangen van de Staat kunnen niet worden ontkend.

Daarnaast is het zo dat Bakker zich heeft ontpopt als een ware opponent van het Openbaar Ministerie, hij voelt zich echt schandalig behandeld en handelt daarnaar. Bakker legt daarbij bij herhaling de vinger op de zere plek.

Een complete boekhouding over twee jaar is tot in detail gereconstrueerd stelt de Advocaat-generaal.
Maar dan komt Bakker met wat evidente fouten in die reconstructie en het geheel gaat in een bijzinnetje van de Officier met 10 ton omlaag.
Dat de deur van C5 open stond werd door Bakker ontdekt.
De onverklaarbare schade aan de G-loods: Bakker kwam ermee.
Losse mortierpijpen op het terrein: Bakker.
Brandblusser weg: idem.
En is het niet Bakker die in de visie van het Openbaar Ministerie rechercheurs op sleeptouw heeft genomen, als gevolg waarvan volgens de Advocaat-generaal zelfs de rechtsstaat onder druk staat ?

Deze Bakker moet en zal op zijn knieën; hij is al lang niet meer een gewone verdachte hij is een opponent.
Kijkt u eens naar het verschil in eis tussen Bakker en Pater in Almelo. De Advocaat-generaal is het met het grote verschil niet eens, maar waarom was dat verschil zo groot ?

Toch niet gebaseerd op het leerstuk van de Garantenstellung ?

Het was, zo stelde de Officier van Justitie omdat Bakker maar niet zijn schuld wilde inzien.

De Rechtbank gaf Bakker gelijk en daarmee staat vast dat hij terecht en op goede gronden vecht. Maar toch moet nu weer de proceshouding tot verschil in straftoemeting leiden. Welk verschil in proceshouding dan ? Heeft Pater dan wel schuld erkend ? De Advocaat-generaal bedoelt verschil in strijdvaardigheid, strijdvaardigheid die volgens de Rechtbank terecht is.

Ter illustratie nog een klein voorbeeld van waar Bakker tegen vecht:
Met betrekking tot leveringen van vuurwerk heeft de Advocaat-generaal gesteld (blz 28) dat er sprake is van dubieuze facturen aan Duitse en Belgische afnemers en dat er met andere woorden in de boekhouding e.e.a. aan leveringen en inkomsten is weggemoffeld. Wat lezen we echter in het dossier op dit punt, van de hand van twee niet dissidente verbalisanten:

Nu er sprake is van aansluitingen tussen betalingen en de betreffende verkoopfacturen in het
"factuurregelbestand" is er vermoedelijk sprake van levering van het betreffende vuurwerk aan de betreffende ondernemers.Hieruit kan blijken dat die betreffende afnemers een onjuiste verklaring hebben afgelegd. In overleg met de Officier van Justitie te Almelo wordt er geen nader onderzoek verricht naar de leveringen aan deze buitenlandse ondernemers.

Men heeft heel goed begrepen dat de buitenlandse ondernemers bij SE Fireworks hebben gekocht en betaald en dat de betalingen regulier zijn vastgelegd in de boekhouding van SE Fireworks.

Het door de Advocaat-generaal in navolging van de Officier van Justitie gestelde is een verdachtmaking tegen beter weten in.

En de reden: voor geen goud wil het Openbaar Ministerie dat het bij Bakker onder de vloer aangetroffen geldbedrag terug moet. Dus zwarte inkomsten volgens het Openbaar Ministerie. Maar het geld moet wel terug, het is een restant van een bedrag waarover in 1998 door Bakker fiscaal is afgerekend na een beroep op de inkeerregeling. De gevorderde verbeurdverklaring kan niet, er is niets mis met dit geld.

Het valt op dat in één van de grootste strafzaken ooit, Bakker drie maanden op het politiebureau (!) in alle beperkingen, een vervolging van drie jaar, geen opzet op de ramp, alles kwijt, een volkomen radeloos gezin in een drie uur durend requisitoir geen woord over de persoon Bakker valt.

Daarentegen wordt wel tijd gevonden voor een aanval op ene mr Peters, advocaat te Amersfoort die in deze strafzaak niets te zoeken heeft en geen partij is. Maar dan wél een eis van 30 maanden, terwijl de Officier van Justitie in ieder geval nog een psychologisch en reclasseringsrapport rapport wilde met daarin aandacht voor de mogelijkheid van een werkstraf. Dat vond de Rechtbank niet nodig en dat was van de Rechtbank bij haar straftoemeting te begrijpen.

De Advocaat-generaal klaagt over de slechte beeldvorming met betrekking tot de kwaliteit van het onderzoek:
Het beeld is volgens hem ontstaan van een onprofessioneel en niet integer onderzoek, zelfs in die mate dat er gevolgen voor de rechtsorde kunnen zijn. Deze zaak levert inderdaad reden voor zorg op over de kwaliteit van de rechtshandhaving. Er zijn te veel fouten en verkeerde inschattingen gemaakt, er is te veel niet onderzocht en er is blijk gegeven van onvermogen om geconstateerde fouten en tekortkomingen te corrigeren.

Misschien was het met het oog op de beeldvorming rond de kwaliteit van de
rechtshandhaving ook niet zo'n goed idee om het onderzoek op te dragen aan een Officier van Justitie die zelf naar buiten brengt dat hij "nog maar twee jaar bij het parket zit en dus niet de meest ervaren Officier is" (jaarverslag 2001 Openbaar Ministerie Almelo) en aan een "vuurwerk"deskundige van TNO die zelf verklaart dat hij zich voor 13 mei 2000 niet of nauwelijks met vuurwerk heeft bezig gehouden. Dit laatste vooral niet wanneer het Openbaar Ministerie ter zitting ook nog het standpunt inneemt dat dit onderzoek specialistisch werk is waarvoor jarenlange ervaring een vereiste is.

Wat zegt het verder over de kwaliteit van de rechtshandhaving wanneer hier twee vooraanstaande rechercheurs uit het Tolteam onder ede verklaringen afleggen die door de Advocaat-generaal onder meer worden afgedaan als "absurde verzinsels" maar er vervolgens niet door het rechtshandhavende Openbaar Ministerie wordt opgetreden?

Moét de toeschouwer dan niet de gedachte bekruipen dat optreden bewust achterwege blijft uit angst voor wat er op tafel kan komen. Of is het in onze rechtsorde zo dat in de visie van het Openbaar Ministerie het Hof belogen mag worden door politiemensen, zonder enig gevolg. En dan in de visie van de Advocaat-generaal niet één leugen maar verklaringen waarin de ene leugen wordt gevolgd door de andere en ook nog eens opzettelijk.

In deze strafzaak wordt - terecht - al drie jaar gesproken over verantwoordelijkheid.
Maar als het dan waar zou zijn dat hier ten overstaan van die domme media en iedereen rechercheurs het Hof mogen voorliegen en in een rampzaak mogen aankomen met absurde verzinsels en leugenachtig collega's mogen beschuldigen, rechercheurs die prominent in het onderzoek zijn opgetreden, dan mag de vraag gesteld worden wie dan eigenlijk voor dat optreden verantwoordelijk is.

We hebben hier een getuige gehad die door anderen werd aangeduid als tuinkabouter; omdat die aanduiding een vriendschappelijke was neem ik hem hier even over en dan stel ik vast dat het voor het Openbaar Ministerie geen enkele moeite was om deze tuinkabouter aan te pakken toen hij niet de waarheid sprak. Dat vanaf dat moment de waarheidsvinding op een laag pitje kwam te staan was ook al geen beletsel: de man kreeg het recht om bijna drie jaar zijn mond te houden op een presenteerblaadje aangereikt; nu laat zijn geheugen hem in de steek.

Maar als er grote rechercheurs opstaan dan gebeurt er niets. Wees een vent, klaag niet maar pak beide rechercheurs aan en laat zien wie hier de waarheid spreekt. Doe wat de zaaksofficier letterlijk beloofde: "maar als ik er in strafrechtelijk zin iets aan kan doen, bijvoorbeeld door iemand aan te houden wegens meineed, grijp ik in". Nu de daden nog.

En bovendien, als de rechercheurs niet liegen dan liegen anderen.

Het is goed om bij het optreden van de beide rechercheurs nog eens terug te denken aan die gedenkwaardige woorden van de zaaksofficier over het Tolteam:

Je moet het lef hebben je kwetsbaar op te stellen, dat is niet onze sterkste kant, want dat pas niet in de machocultuur waar soms de dingen met de mantel der liefde worden bedekt.
(jaarverslag 2001 Openbaar Ministerie Almelo)

En met dat optreden van het Openbaar Ministerie slechts in de rechtszaal valt het wel mee. Ik wijs op alle lekken bij OM en politie van de afgelopen jaren, op een persconferentie met priemende vingers richting directeuren, op het hier reeds aan de orde gestelde schrijven aan de slachtoffers en nabestaanden met daarin teksten over: "de praktijken van SE Fireworks", op de website van het Openbaar Ministerie Almelo met daarop tot en met april 2002 de tekst dat "e.e.a. niet betekent dat de directeuren als enige verantwoordelijk zijn voor de ramp", welke zin ik na het vrijsprekend vonnis slechts onder toezending van een kort geding dagvaarding genuanceerd kon krijgen.

En dan niet te vergeten de publieke uitlatingen in het jaarverslag 2001 van het Openbaar Ministerie Almelo waarin de zaaksofficier uitspraken deed over Bakker, verdachte in een lopende strafzaak, met de strekking dat hij in het onderzoek loog en zweeg. En dan nog de curieuze opmerking in bedoelde brief dat voorkomen moet worden dat mensen vóór de beslissing van de rechter in de media "onschuldig" worden verklaard.

Wellicht de belangrijkste reden om het hoger beroep te betreuren is het gegeven dat er op geen enkele wijze meer duidelijkheid is ontstaan met betrekking tot de vraag wat er op 13 mei 2000 in de Tollensstraat in Enschede is gebeurd maar dat daarentegen er alleen maar meer vragen zijn bijgekomen.

Voor een deel omdat twee rechercheurs de moed hebben gevonden alles op het spel te zetten omdat zij de gang van zaken niet langer met hun geweten en professionaliteit in overeenstemming konden krijgen. Nog geheel los van wat de rechercheurs hebben gesteld, het feit dat een en ander op deze wijze naar buiten moet komen en zowel politie en justitie er niet in geslaagd zijn om deze al langer dan een jaar toenemende onvrede weg te nemen is veelzeggend.

Terwijl de kritiekpunten keihard overeind staan en iedereen op zijn klompen aan kan voelen dat er in de door de rechercheurs aangegeven richting inderdaad ten onrechte niet is doorgerechercheerd is het alleen de Vries gebleven.

De Vries is het, verder niemand en ieder echt onderzoek naar andere mogelijkheden is uit den boze.
Uit het dossier blijkt toch evident dat na de aanhouding van de Vries nooit meer serieus gekeken is naar betrokkenheid van anderen, ook niet in combinatie met de Vries. Er zijn weliswaar na de aanhouding van de Vries nog Bob-bevoegdheden ingezet, maar:

het gericht afluisteren van Kloppenborg ging niet door vanwege een operationeel probleem; kennelijk bestaat dat probleem nog steeds want het is later niet meer geprobeerd

toen Kloppenborg in april 2001 op het politiebureau bewust was volgestopt met belastende informatie om hem daaraan af te luisteren werkte net die dag de apparatuur niet; het is niet nog een keer geprobeerd.

de infiltrant is het niet gelukt om te infiltreren

de wel afgeluisterde gesprekken leveren vreemd aandoende gesprekken op.
Tot het inzetten van deze bevoegdheden was overigens al geruime tijd voor de aanhouding van de Vries besloten.

Bakker heeft na zijn aanhouding op 20 mei 2000 tot 9 augustus 2000 in alle beperkingen verbleven op het politiebureau te Almelo; hij zal daarmee het record "verblijf als verdachte op politiebureau" hebben gebroken. Het was op eigen verzoek en het was om voortdurend beschikbaar te blijven voor verhoor. Gedurende deze drie maanden is Bakker dagelijks en ook meer dan één keer per dag verhoord, ook 's avonds en in het weekeinde. Ook na de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn de verhoren doorgegaan.

Ter zitting van uw Hof hebben Paalman en de Roy van Zuydewijn verklaard dat Bakker zich tijdens de verhoren erg coöperatief opstelde (de Roy van Zuydewijn: ik heb hem niet op een leugen kunnen betrappen). Dit moet wel juist zijn want reeds op 5 juli 2000 hebben Paalman en de Roy van Zuydewijn over de verhoren tot aan dat moment gelijkluidend verklaard als getuige bij de RC en daar is geen reactie op gekomen.

Het verhoor bij de RC destijds had als reden dat er vanuit het Tolteam was gelekt naar Allard Besse, journalist bij het Algemeen Dagblad. In het Algemeen Dagblad was een letterlijke weergave verschenen van een voorgeleidingsverbaal, inhoudende dat de verhoren moeizaam zouden verlopen en dat Bakker zich op zijn zwijgrecht zou beroepen en zou liegen. Uit het verhoor van Paalman blijkt dat Paalman en de Roy van Zuydewijn zich op het verhoor bij de RC hebben voorbereid door bij de leiding te informeren of zij iets niet wisten. Er kwam geen reactie.

Ondanks deze gang van zaken presteert de Officier van Justitie het om één week na het verhoor bij de RC aan de Raadkamer te stellen dat de verbalisanten (Paalman en de Roy van Zuydewijn !) alle informatie uit Bakker moeten trekken en sleuren (vide PV 12/07/2000). De Officier van Justitie deelt daarna aan de Raadkamer Advocaat-generaal mee dat Bakker ongeloofwaardig c.q. leugenachtig verklaart, waarbij o.a. wordt gerefereerd aan de (inmiddels terecht gebleken) ontkenning van los kruit.

Natuurlijk horen de beide rechercheurs dit ook en fronsen zij hun wenkbrauwen.

Beide rechercheurs zijn zeer gedreven op zoek gegaan naar het eerste vlammetje, dat wordt door iedereen bevestigd. En wat te zeggen over Bakker. Ligt het dan niet erg voor de hand dat er allerlei wetenswaardigheden en opmerkelijke zaken uit het dossier over tafel gaan. Volgens de Advocaat-generaal hebben de kontakten tijdens de verhoren (hij vergeet de tientallen kontakten buiten de verhoren om) er toe geleid dat er een bepaalde band is ontstaan en die band heeft er toe geleid dat de rechercheurs de zaken door de ogen van de verdediging zijn gaan zien. De Advocaat-generaal bedoelt natuurlijk dat beide rechercheurs zich hebben laten inpakken. Natuurlijk is er een band ontstaan, maar "door de ogen van de verdediging zijn gaan zien" ??

Rechercheurs die zich laten inpakken ?

Waar Paalman, de Roy van Zuydewijn, de verdediging en anderen hetzelfde over denken is dat ten onrechte niet voldoende onderzocht zijn alle lijnen die zijn neergelegd in het (BOb)proces-verbaal van Kamperman van januari 2001. Dat is geen inpakken, het is vreemd als anderen vinden dat die lijnen wél voldoende zijn onderzocht.

Als nabestaanden, slachtoffers en pers dit soort opmerkingen moeten aanhoren uit de mond van de Advocaat-generaal over het ontbreken van professionaliteit van zijn eigen mensen is dat dan niet veel schadelijker voor de beeldvorming dan welke opmerking van welke advocaat dan ook ? Integere rechercheurs met gewetensnood die hun carrière op het spel zetten neerzetten als leugenaars en meineedplegers, zou dat goed zijn voor de beeldvorming ? Terwijl ook de Advocaat-generaal weet of zou kunnen weten dat beide rechercheurs niet alleen staan maar zij vooralsnog de enige zijn die hun hoofd onder de hakbijl leggen.

En het rode sportbroekje dan, de GSM, het Kuklerverbaal, het verzoek tot antedatering, het bewerken van een getuige, het ten onrechte vergeten een bekennende uitlating te corrigeren ? Zijn dat dan zaken die de verdediging aan beide rechercheurs heeft ingefluisterd toen ze werden ingepakt ?

Het gaan kijken door de ogen van de verdediging is de enige reden die de Advocaat-generaal kan bedenken voor het handelen van Paalman en de Roy van Zuydewijn.. Dat is jammer want een andere reden ligt meer voor de hand en die reden wordt dan klaarblijkelijk genegeerd.

Die reden is simpelweg dat zij gelijk hebben, dat zij terecht stellen dat het onderzoek eenzijdig is geweest en reële onderzoeksvragen niet zijn onderzocht. Dit stellen is overigens iets anders dan mensen beschuldigen.

De Advocaat-generaal heeft eerder hier ter zitting allereerst gesteld dat de kritiekpunten van Paalman en de Roy van Zuydewijn ondergeschikte punten betreffen, maar dat bleek al snel onjuist te zijn. Nu stelt de Advocaat-generaal dat Paalman en de Roy van Zuydewijn ter zitting hun beweringen aanzienlijk hebben afgezwakt en moeten toegeven dat hun kritiek niet op feiten maar op hypotheses en of beelden berust. Waar is dat te lezen of gehoord ?

Enige onderdelen uit de verklaring van Paalman:

Er is met dat rode sportbroekje gekheid uitgehaald, wij hebben dat zelf gezien

Wij zeiden tegen hem (Reinshagen) dat wij de indruk kregen dat de schijn moest blijven bestaan dat de Vries de telefoon op 13 mei 2000 mogelijk welk bezat. Juist, zei Reinshagen, die schijn moet blijven bestaan, Herman Stam wil het zo.

Kukler heeft aan mij verteld dat Kamperman hem heeft gevraagd het proces-verbaal te postdateren, dat wil zeggen een andere, latere datum te geven en dat hij dat heeft geweigerd.

De heer Kloppenborg werd vanaf het begin door de teamleiding en het team gezien als sleutelfiguur. De Roy van Zuydewijn en ik hebben op 5 december 2000 met een gedragspsycholoog en een juridisch medewerker van de rechercheschool de verklaringen van Kloppenborg doorgenomen. Ook zij waren van mening dat Kloppenborg meer over de ramp zou kunnen weten en zij adviseerden ons Kloppenborg als verdachte of getuige in het onderzoek te betrekken.

In juni 2001 hebben wij aanvullende informatie (mbt Kloppenborg) ontvangen van de CIE, ik heb deze CIE-informatie zelf gelezen.

Beelden ? hypotheses ?

De Roy van Zuydewijn verklaart onder meer het navolgende:
Daarna zette hij het broekje op zijn hoofd of trok het aan. Het broekje heeft ook op tafel gelegen, werd verschoven en verschillende leden van het Tolteam hebben het in handen gehad

Daarin vertelde hij (Rik de Boer) ons dat wij niet verder konden met Kloppenborg. Dit was de tactiek en strategie van het openbaar ministerie. De Boer noemde het openbaar ministerie en het college van procureurs-generaal.

Ik heb het eerste proces-verbaal van de CIE zelf gezien (waar is het ?).

Ik heb van Paalman gehoord dat Kukler hem heeft verteld dat iemand van de leiding aan Kukler heeft gevraagd de datum te veranderen van het proces-verbaal dat Kukler over de GSM-9987 heeft opgesteld.

Ik heb Stam in de kantine van de parketpolitie horen zeggen: "Als ik de GSM en de Osloconfrontatie niet heb ben ik mijn verdachte kwijt" Daarna zei hij: "Maar het hele Tolteam denkt toch dat André de Vries de dader is ?"

Beelden ? hypotheses ?

De belangrijkste punten van Paalman en de Roy van Zuydewijn staan keihard overeind.

Het rode sportbroekje is een absurd verzinsel en weer heeft de Advocaat-generaal het over 28 processen-verbaal die er voor nodig waren om aan dit verzinsel een eind te maken; maar wat de Advocaat-generaal er niet bij verteld is dat er bij die 28 precies één zit (van de man die het broekje een week in de auto liet liggen om "gerommel" te voorkomen) waarin wordt gesteld dat het niet is gebeurd. De Advocaat-generaal houdt het later op 3 maar ook dat zijn er lang geen 28.

Met betrekking tot het GSM-verhaal is de Advocaat-generaal er niet uitgekomen toen uw Hof werd voorgehouden dat dat verhaal na 20 maart 2001 niet meer is gebruikt in het kader van de voorlopige hechtenis van de Vries. Dat was inderdaad valse voorlichting want klip en klaar blijkt het verhaal op 5 juli 2001 wederom gebruikt te zijn. Dat wist de Advocaat-generaal want dat gebruik op 5 juli 2001 is nu juist één van de punten van Paalman en de Roy van Zuydewijn die de Advocaat-generaal volgens zijn zeggen weerlegd zou hebben.

Pas toen het PV van 5 juli 2001 op tafel kwam was de werkelijkheid weer anders.

De wijze waarop de Advocaat-generaal deze materie te lijf gaat in het requisitoir is exemplarisch voor de wijze waarop het Openbaar Ministerie zelf veroorzaakt dat de geloofwaardigheid van de rechtshandhaving ter discussie is komen te staan, daar zijn echt geen anderen voor nodig.

Daar waar uw Hof al eerder heeft vastgesteld dat de Officier van Justitie op 5 juli 2001 kennelijk het overzicht is kwijtgeraakt is er volgens de Advocaat-generaal sprake geweest van nieuwe informatie.

Maar let u op:
Uit het stuk van de Officier van Justitie van 5 juli 2001 (en kennelijk uit het PV van de zitting Rechtbank in de zaak de Vries):

De GSM van verdachte is op 13 mei 2000 in het rampgebied gepeild (kan net, want het gaat eigenlijk om een GSM die kennelijk op 12/02/2000 door de Vries was gebruikt)

Vanwege de bewering van verdachte dat deze GSM op dat moment niet meer in zijn bezit was etc.
Waarom wordt hier de negatief beladen term "bewering" gehanteerd en niet gewoon "verklaring" ?

dit onderzoek heeft echter geen zekerheid opgeleverd omtrent een mogelijke andere bezitter
(suggestie: en dus toch de Vries)

Bovendien heeft de verdachte in het HvB tegen de opsporingsambtenaar gezegd dat hij gewoon volhoudt dat hij de GSM al lang voor die tijd verkocht had. Welke functie heeft "Bovendien" in dit zinsverband ? Inderdaad, de opstapeling van GSM-verdenkingen.

Ik sta hier wat langer bij stil omdat ongewild hier ook een zeer goed praktijkvoorbeeld van de gehanteerde tunnelvisie wordt gegeven.

Uitgaande van daderschap van de Vries moet zijn uitspraak over volhouden zo worden uitgelegd dat hij daarover zit te liegen en dus de GSM wél bij hem was.

Uitgaande van onderzoeksresultaten (GSM niet bij de Vries, OM laat GSM-verhaal vallen per 20 maart 2001) zou bij een "open mind" gedacht kunnen worden, hé wat praat die de Vries raar; hij heeft het over volhouden van iets wat feitelijk zo is. Hoe zit dat eigenlijk met die zogenaamd bekennende verklaringen van hem ?

Meer prominent: is het raar dat de Vries wil volhouden dat de GSM al verkocht was als dat inderdaad zo was ?

En dat die GSM van hem in het rampgebied was heeft hij gewoon uit de stukken kunnen halen.
En zeker na september 2001, na het echt loslaten van de GSM, moet dan niet nog eens gekeken worden naar die "bekennende" verklaringen van de Vries over "volhouden". En dan ook niet meteen naar andere uitlatingen van hem.

De stelling van Paalman en de Roy van Zuydewijn is dat 13 mei 2000 niet goed is uitgerechercheerd.

Allereerst kan verwezen worden naar het (Bob)proces-verbaal van Kamperman van januari 2001; ter zitting heeft Kamperman verklaard dat de feiten en omstandigheden in dit proces-verbaal niet door wetenschap van later datum onjuist zijn gebleken. Het proces-verbaal heeft ten grondslag gelegen aan de inzet van zeer ingrijpende opsporingsbevoegdheden die volgens de Advocaat-generaal steeds zijn gewogen op proportionaliteit en subsidiariteit. De inhoud van het proces-verbaal is zonder meer serieus te nemen..

Kamperman zegt dan wel dat Kloppenborg volgens hem geen wetenschap heeft maar hij wil er nu ook, na zijn vrijspraak, nu het weer mag (!) wel naartoe. Kloppenborg heeft geen wetenschap volgens Kamperman want dat was er na drie jaar wel uitgekomen. Wanneer dan, er is toch helemaal niets gebeurd. Een van de grootste missers in dit onderzoek is het buitenspel zetten van de sleutelfiguur Kloppenborg door de vervolging voor een onbenullige en niet te bewijzen meineed. Welk belang is daar in vredesnaam mee gediend geweest. En als Kamperman hier ter zitting verklaard dat in zijn visie Kloppenborg om 13.30 uur bij SE Fireworks is geweest maar wellicht ook eerder dan past dat toch helemaal niet in de onderzoeksresultaten maar wel perfect in de opvatting van Paalman en de Roy van Zuydewijn ?

In december 2001 meldt zich van der Wijk die Pater en zoon Kenneth gezien zou hebben om 12.50 uur; er zou ook het nodige gezegd zijn. Deze verklaring is blijven staan, ook na het horen van van der Wijk en Hegeman van Mediant door uw Hof. In januari 2002 wordt Kenneth Pater gehoord in aanwezigheid van zijn vader; hij legt een verklaring af die niet juist kan zijn. Hij was met Murat Kangus voetballen (dat begon echt om 10.30 uur) en komt iets na twaalven thuis en ziet zijn ouders; dat kan niet want die waren aan het pinnen om 12.20 uur. Bovendien wordt later ter zitting verklaard dat toen beide jongen bij Kenneth thuis kwamen van het voetbal pa en ma in de tuin zaten, maar dat kan pas na 14.00 uur geweest zijn.

De in januari 2002 verhorende verbalisanten krijgen er - ondanks het evident onjuist zijn van de verklaring - niet uit dat er ook nog een verblijf in de kantine was na het voetbal. Dat werd verzwegen blijkt nu omdat daar een sigaretje werd gerookt en dat mocht niet van de ouders. Daar kan Kenneth dus tijdens dat verhoor - naar blijkt - gemakkelijk over jokken. En waarom niet gewoon de kantine wel genoemd en alleen het sigaretje verzwegen als dat zo belangrijk was. Of wordt het niet controleerbare verblijf in de kantine nu opgevoerd om de merkwaardige gaten te dichten. En waarom moet die Kangus zonder fiets toch bij het voetbal geweest zijn, maar weet Kangus dat zelf niet en lijkt hij daarover niet naar waarheid te verklaren.

En er is toch ook niemand die het CD'tje branden verhaal van Genegel en de Jong gelooft, zeker nu zij elkaar en zichzelf bij herhaling tegenspreken: er was een andere reden voor Genegel om naar de Jong te gaan en die mag niet bekend worden; daarom wordt Genegel in de verklaringen ook buiten de auto van de Jong gehouden. En wat moeten de gebroeders de Jong urenlang bij Kloppenborg waar zij nooit kwamen en nooit meer geweest zijn; en ook daar werd niet over de ramp gesproken.

Op het tijdstip dat van der Wijk noemt (12.50 uur) zijn ook de avonturen van Kloppenborg in volle gang. Hij heeft dan waarschijnlijk de waterspuit al bij zich en hij is dan al bij SE Fireworks geweest. Hij heeft dan al tegen familie gezegd een telefoontje van zijn baas gehad te hebben dat hij naar het bedrijf toe moet. Niet lang daarna wordt vanuit zijn huis gebeld naar het bedrijf en naar de GSM van Bakker, wellicht door Kloppenborg die het overigens ontkend maar misschien wel door iemand anders die wist dat Kloppenborg naar het bedrijf was. En als Kloppenborg zijn aanwezigheid op het bedrijf verzwijgt zegt hij dat dat was om te voorkomen dat hij de schuld zou krijgen. Waarom ? Ligt het niet veel en veel meer voor de hand om direct te verklaren, ik ben daar geweest en toen was er helemaal niets aan de hand ? Tenminste als dat de waarheid was ? En als Bakker door Kloppenborg gewaarschuwd moet worden voor de zwerver, is dan niet het eerste wat je tegen de politie zegt: Jazeker, die zwerver, ik dacht het al, ik ben zelfs mijn baas gaan waarschuwen.
En als Kloppenborg zijn aanwezigheid dan wel toegeeft waarom blijft hij dan verzwijgen dat hij er eerder ook al was.

Als de Advocaat-generaal stelt dat alle opsporingsmethoden uitputtend zijn ingezet dan kán hij daarbij toch niet Kloppenborg op het oog hebben gehad: Kamperman verklaart over een operationeel probleem met betrekking tot het gericht afluisteren van Kloppenborg in Groningen.

En wat ook zo merkwaardig overeind blijft is dat Jan Pater zeker weet het tekstbordje Henk 70 in C2 gezien te hebben; daar is het nooit geweest, althans nooit voor 13 mei 2000.

Zo is er nog heel veel te noemen maar hetgeen Paalman en de Roy van Zuydewijn bedoelen laat zich ook in één zin zeggen: Van degenen die op 13 mei 2000 's avonds bij elkaar getrommeld werden heeft niemand een sluitend alibi voor de uren rond het middaguur. En het zijn personen die nog iets gemeen hebben: onderling wordt er niet of nauwelijks over de ramp gesproken en er is geen interesse. Dat op zich betekent nog niets maar alles wat naar voren is gekomen en de vele vraagtekens betekenen wel dat het onderzoek niet volledig is geweest.

De Advocaat-generaal is daarentegen van mening dat het resultaat klinkt als een klok. Een klok met een sonoor, verdragend en allesoverstemmend en vooral zuiver geluid. Allesoverstemmend is niet noodzakelijk een positieve omstandigheid, dat is misschien precies de kritiek van beide rechercheurs. En zo'n sonoor klinkende klok heeft wel als belangrijk nadeel dat je er bij in slaap valt en dat je goed door kunt slapen.. Het wordt tijd voor een wekker.

Bakker is door de gang van zaken ernstig in zijn verdediging geschaad. Het is voor de veroordeling van met name het verwijt dat onder 4 aan Bakker wordt gemaakt, brand door schuld van cruciaal belang om vast te stellen wat er op het bedrijf is gebeurd. Het is van belang om vast te stellen of er wellicht vuurwerk naar buiten is gehaald en al dan niet per ongeluk is afgestoken, dan wel of er een ander soort ongeluk is gebeurd.

Als wel was vastgesteld wie er op 13 mei 2000 op het terrein zijn geweest en wat zij daar deden dan konden de scenario's en hypotheses van tafel die nu aan Bakker worden tegengeworpen. De Officier van Justitie heeft aan Bakker zware verwijten gemaakt met betrekking tot zijn proceshouding; het resulteerde in een dubbele eis vergeleken met de mededirecteur. In het requisitoir werd door de Officier van Justitie zeer scherp uitgehaald: geen complottheorieën, geen klusjesman. Ook nu speelt het gestelde verschil in proceshouding nog een rol in de eis. (geen complottheorie wordt door de Advocaat-generaal herhaald, geen klusjesman opvallend genoeg niet).

Dat Bakker de rechercheurs heeft ingepalmd gelooft niemand; maar áls de rechercheurs fout zitten hoe is dan de invloed op Bakker geweest; is Bakker dan niet al die tijd beïnvloed en op een verkeerd spoor gezet. Bakker heeft nooit aangifte tegen Kloppenborg gedaan, hij heeft aangifte gedaan tegen personen die op 13 mei 2000 heimelijk op het bedrijf zijn geweest. Uit hetgeen Paalman en de Roy van Zuydewijn hebben verklaard maar ook al eerder hebben gerelateerd in een proces-verbaal daarover blijkt evident dat deze aangifte door hen als middel werd gezien om het onderzoek naar Kloppenborg weer vlot te trekken.

Áls de rechercheurs fout zitten, hoe is dan de behandeling van Bakker als verdachte te beoordelen en hoe kan het Openbaar Ministerie in dat geval de strijdlust van Bakker omzetten in een hogere strafeis. Dan is de schade voor Bakker evident. Maar de rechercheurs zitten niet fout en de schade is dan ook groter: er wordt niet aangetoond wat er is gebeurd op 13 mei 2000 en om die reden moet Bakker zich tegen scenario's en hypotheses verdedigen.
 
Laatst bewerkt:
P

poziloc

Guest
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

ENSCHEDE - Hulpverleners die zijn ingezet tijdens de vuurwerkramp in Enschede zijn vaker ziek dan hun collega's in de rest van het land. Het ziekteverzuim onder het personeel van de politie, ambulance en brandweer ligt zelfs tot vier keer hoger dan bij een stad van dezelfde grootte.

vuurwerkramp_111034h.jpg

Hulpverleners aan het werk na de vuurwerkramp in Enschede. FOTO ANP

Dit heeft het Nederlands Instituut voor onderzoek naar de Gezondheidszorg (NIVEL) dinsdag bekendgemaakt. Bij de vuurwerkramp in mei 2000 kwamen 23 mensen om het leven en raakten bijna duizend mensen gewond.
De onderzoekers vergeleken de gezondheid van zo'n 1500 hulpverleners uit het rampgebied met eenzelfde aantal collega's uit vergelijkbare steden in de periode van zes maanden voor de vuurwerkramp tot drie jaar na de fatale explosies. ,,Vaak wordt gezegd dat hulpverleners beter bestand zijn tegen de gevolgen van een ramp dan bugers. Dat blijkt onjuist'', aldus NIVEL-onderzoeker Mattijn Morren.
De klachten variëren van psychische problemen tot pijn in spieren en botten. Zelfs tot drie jaar na de ramp kunnen er nieuwe klachten ontstaan, zo ontdekten de onderzoekers.

(ANP)
 
Laatst bewerkt door een moderator:

Tony

Administrator
Medewerker
Geen extra aandacht monument

ENSCHEDE - Het monument ter nagedachtenis aan de vuurwerkramp in het Roombeek, op de plek waar voorheen de fabriek van SE Fireworks heeft gestaan, krijgt van de gemeente de komende tijd geen extra aandacht qua onderhoud. "Dit monument zit al in de hoogste schaal qua onderhoud", aldus wethouder R. Bleker tijdens een vergadering van het stadsdeel Noord. "Mensen zijn terecht boos over het feit dat het monument te lijden heeft onder plassende honden. Maar ik zou niet weten hoe ik dat moet voorkomen. De zorg die wij aan dit monument geven, is al erg hoog." Een kleine week geleden spraken omwonenden hun afschuw uit over het feit dat honden steeds vaker het monument uitkozen als plek om hun behoefte te doen. Buurtbewoner Van den Bos: "Dit monument nodigt daar ook voor uit. Het is te laag, het staat op een verkeerde plek en wekt qua tekst de indruk dat de eigenaren van de fabriek schuldig zijn aan de 23 doden. Dat is een pertinente leugen. De brandweer had anders te werk moeten gaan." Daar werd niet op in gegaan. Wat Bleker nog wel kwijt wilde is dat het college niet tevreden is over de aanleg van het monument. "Er wordt nog geëxperimenteerd met een nieuwe laklaag om de bovenkant te versterken", aldus Bleker.
 

vonk

FPM Moderator
Medewerker
monument gebruikt als uitlaatplaats

nog een stuk uit de metro van vandaag.

Monument gebruitk als uitlaatplaats.

Verontwaardigd.
Verschillende Enschedeers zijn verontwaardigd. Hondenbezitters laten hun huisdieren plassen over het monument ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de vuurwerkramp.
In graniet staan de namen van de overledenen gegraveerd. De urinevlekken die erop zaten zijn inmiddels verwijderd, aldus stadsdeelmanager Jan Bron.
"het monument wordt om de dag schoongemaakt." Op 13 mei wordt de ramp herdacht. Regelmatig kwamen er klachten binnen over de staat van het monument, dat is geplaatst waar in 2000 een vuurwerkfabriek de lucht inging. Bron begrijpt de klachten, maar legt de verantwoordelijkheid bij de hondenbezitters. "Bij de locatie staan ook hondentoiletten."
 

Denendo

Registered User
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Enschede herdenkt vuurwerkramp
Uitgegeven: 13 mei 2007 14:43
Laatst gewijzigd: 13 mei 2007 14:43

AMSTERDAM - Enschede herdenkt zondagmiddag de vuurwerkramp van zeven jaar geleden. De plechtigheid bij het monument in het park Lasonderbleek begint om 15.15 uur.

Om 15.25 uur, het tijdstip waaop het vuurwerk ontplofte, luiden kerkklokken.


Hierna draagt voorzitter Distel van de Stichting Herdenking Vuurwerkramp het gedicht 'Enschede huilt' van de Enschedese dichter Willem Wilmink voor.

Ten slotte houdt burgemeester Peter den Oudsten een toespraak.

Bij de ramp op 13 mei 2000 kwamen 23 mensen om het leven doordat een vuurwerkfabriek ontplofte. Honderden mensen raakten gewond. De woonwijk Roombeek werd grotendeels verwoest.

Gevonden op www.nu.nl
 
Laatst bewerkt:

Bonbridge

Registered User
Re: Enschede (alle berichten over enschede)

Tubantia weer naar rechter

ENSCHEDE - De minister van Justitie Hirsch Ballin blijft weigeren het omstreden Rijksrecherche rapport over de vuurwerkramp openbaar te maken. Deze krant tracht nu via de rechter alsnog op korte termijn dit rapport in handen te krijgen.

Openbaarmaking wordt van groot maatschappelijk belang geacht. Het rapport uit 2004 bevat mogelijk bewijs, of het politieteam dat de ramp onderzocht de rechtbank wilde misleiden.

Begin dit jaar werd een eerste proces tegen de minister gewonnen. De rechtbank in Almelo vernietigde toen het besluit om het rapport geheim te houden en veroordeelde de minister opnieuw te beslissen. Advocaat M.W. Verhoeven van deze krant meent dat de minister 'nauwelijks speelruimte heeft' om te blijven weigeren de stukken openbaar te maken. Hirsch Ballin heeft echter helemaal geen gehoor gegeven aan het vonnis en geen nieuw besluit genomen.
De krant vraagt nu de minister te dwingen alsnog een besluit te nemen, met een dwangsom van een miljoen voor elke dag dat hij in gebreke blijft. Tegelijk wordt de rechter gevraagd op eigen gezag het rapport beschikbaar te stellen, of de minister daartoe te veroordelen.
 
Bovenaan